Blokbeveiliging met bistabiel relais: verschil tussen versies
k (→Revisiegeschiedenis (vóór transfer): geveegd) |
|||
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 16: | Regel 16: | ||
---- | ---- | ||
− | [[Categorie:Electronica]][[Categorie:Electronica-Analoog]] | + | [[Categorie:Electronica]][[Categorie:Electronica-Analoog]][[Categorie:Märklin Analoge besturing]] |
Huidige versie van 16 okt 2014 om 09:52
Blokbeveiliging met bistabiele relais
Om te voorkomen dat twee treinen achter op elkaar botsen, wordt het spoor in blokken ingedeeld. Elk blok wordt beveiligd met een sein. Een trein mag een blok pas inrijden als het niet bezet is. De besturing van de seinen kan met relais en schakelrails worden gerealiseerd.
Uitleg werking
Als een trein blok A inrijdt, rijdt hij eerst over een stopsectie (grijs) en dan over schakelrail K2. K2 schakelt het sein S2 op onveilig en de stopsectie spanningsloos. De volgende trein kan het blok dan dus niet inrijden. Als de trein blok B inrijdt, zet hij het sein S2 weer op veilig. Ook de stopsectie krijgt dan weer spanning en een wachtende trein kan dan doorrijden. Tussen twee blokken worden de elektrische verbindingen in de rails, verbroken. Aan het begin van het blok wordt een korte stopsectie gemaakt, door de middenrail te onderbreken.
Door toepassing van bistabiele relais, wordt het mogelijk de schakeling te sturen met schakelaars die een kort moment sluiten als er een trein overheen rijdt. Na het schakelcommando blijft het relais in die stand staan, totdat het een commando krijgt om in de andere stand te gaan staan. Elke schakelrail zet het bijbehorende relais in de stand „bezet” en het vorige relais in de stand „vrij”. De schakelkontakten van het relais, zorgen voor de juiste stand van de seinen en het in- of uitschakelen van de stopsectie.
Belangrijk
De trein mag nooit langer zijn dan het blok.
Uitbreiden voor meerdere mogelijkheden
Als het relais nog een extra contact over heeft, kan dat gebruikt worden om de rijspanning in het vorige blok te schakelen tussen volle rijspanning en verlaagde rijspanning. De verlaagde rijspanning kan men verkrijgen met een extra trafo of door de spanning te verlagen met diodes of een weerstand. Als de trein langzaam naar de stopsectie rijdt, heb je minder gauw dat treinen te ver doorschieten en in het volgende blok belanden. Het wegrijden gebeurt nog steeds abrupt.