Rem- en Optrekvertraging: verschil tussen versies
k (→Doel: taalfoutje gecorrigeerd) |
k (→Afremmen: tikfoutje gecorrigeerd) |
||
Regel 36: | Regel 36: | ||
=== Afremmen === | === Afremmen === | ||
Wanneer het sein op "rood" gezet wordt, wordt tegelijk het Viessmann-relais in de stand "rood" geschakeld. | Wanneer het sein op "rood" gezet wordt, wordt tegelijk het Viessmann-relais in de stand "rood" geschakeld. | ||
− | Vanuit de bij het relais getoonde "roze" | + | Vanuit de bij het relais getoonde "roze" aansluiting schakelt dan het relais naar "lila"(75%), "donkergroen" (50%) en "oranje"(25%) van de spanning. |
Deze waarden stel je in op de extra trafo's. De "rode" draad van deze extra trafo's sluit je dus aan op "lila", "donkergroen" en "oranje". | Deze waarden stel je in op de extra trafo's. De "rode" draad van deze extra trafo's sluit je dus aan op "lila", "donkergroen" en "oranje". | ||
(Je kunt uiteraard een beetje spelen met het optimum.) | (Je kunt uiteraard een beetje spelen met het optimum.) |
Versie van 6 mrt 2014 18:58
Inleiding
De op deze pagina beschreven schakeling is ontstaan naar aanleiding van een vraag op het forum hoe een Rem- en Optrekvertraging voor een analoge baan te maken. De werking van de schakeling en benodigde onderdelen worden hier uitgelegd.
Doel
Doel van de schakeling is om treinen bij een stop tonend sein realistisch te laten vertragen en bij groen sein ook weer realistisch te laten optrekken. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van ingewikkelde elektronica en is daarmee voor iedereen na te bouwen.
- De schakeling is bedoeld voor analoge banen.
- De schakeling is geschikt voor alle railtypen.
- De schakeling is geschikt voor 2-rail én 3-rail (Märklin-type).
Benodigdheden
- Sein met spoelaandrijving en rijstroomschakeling (bijv. Märklin 70-serie, 7188, 72-serie)
- Bistabiel relais met tenminste 3x om (bijv. Viessmann 5551)
- 3 extra gewone trafo's (bijv. de 10VA trafo's uit een beginset)
- een schakelrail (afh. railtype)
- middenleiderisolaties (afh. van railtype)
Werking
Bij een "rood" sein zal de trein afremmen tot stilstand, waarbij telkens de snelheid wat afneemt door de lagere spanning. Bij een "groen" sein, na een stop, zal de trein, langzaam optrekken totdat de normale snelheid weer is bereikt. Bij een "groen" sein, zonder stop" rijdt de trein door met normale snelheid.
Opbouw van de schakeling
Vóór het sein worden een aantal secties gemaakt. Proefondervindelijk moet je vaststellen welke lengte praktisch is, maar reken voor de 1e twee afremsecties telkens ongeveer 2 raillengten (2x 36 cm). Voor de 3e afremsectie en stopsectie kan 1 raillengte (ca 18 cm) voldoende zijn. Isoleer tussen de secties de middenleider op de gebruikelijke wijze en sluit in elke sectie een voedingsdraad aan.
Na het sein doe je dit ook. Ook hier moet je een beetje uitproberen, maar hier zijn secties van ca. 18 cm per keer vaak al geschikt.
Sluit vervolgens het sein én het Viessmann-relais aan volgens het onderstaande schema:
Toelichting op de werking
Afremmen
Wanneer het sein op "rood" gezet wordt, wordt tegelijk het Viessmann-relais in de stand "rood" geschakeld. Vanuit de bij het relais getoonde "roze" aansluiting schakelt dan het relais naar "lila"(75%), "donkergroen" (50%) en "oranje"(25%) van de spanning. Deze waarden stel je in op de extra trafo's. De "rode" draad van deze extra trafo's sluit je dus aan op "lila", "donkergroen" en "oranje". (Je kunt uiteraard een beetje spelen met het optimum.)
Elke sectie krijgt nu een verlaagde spanning en de trein remt af. De stopsectie wordt gevoed vanuit de laatste afremsectie, maar de schakelaar van het sein schakelt de spoor daar stroomloos.
Optrekken
Wanneer het sein na een stop weer op groen gezet wordt, krijgt als eerste de stopsectie weer spanning (nl. 25% van de normale waarde). Controleer wel of dit voldoende is om de trein te laten vertrekken en regel zo nodig iets bij. Vervolgens zal de lok de 50% en 75% sectie berijden en daardoor steeds sneller gaan rijden.
De schakelrail zorgt er uiteindelijk voor, dat het Viessmann relais weer in de "groene" stand komt.
Doorrijden
Wanneer het sein geen stop heeft getoont, willen we met de normale snelheid door kunnen rijden. Dit kan wanneer het Viessmann-relais weer in de "groene" stand staat. Dan wordt namelijk de volle rijspanning aangeboden.
Tips
Doorverbinden massa (trafo's)
Zorg ervoor dat de massa (bruine aansluiting) van de extra trafo's gekoppeld is aan de hoofdtrafo.
Benodigde vermogen
Omdat als regel maar één trein per keer gebruikt maakt van de schakeling zijn relatief kleine trafo's prima geschikt. Gebruik wel zoveel mogelijk dezelfde types. Je kunt meerdere rem- en optrekschakelingen met dezelfde set trafo's bedienen.
Alternatief voor de extra trafo's
Als alternatie voor de extra trafo's kun je ook vanaf de hoofdvoeding een diode schakeling opbouwen. Diodes hebben nl. de eigenschap (afh. van het type) om de spanning met ca. 0,7 V te verlagen. De gebruik hiervoor dan bij voorkeur wat zwaardere types zoals de 1N4001 - 1N4007-serie. Gebruik daarbij dan twee series dioden die anti-parallel worden aangesloten.
Controle LEDjes
Je kunt desgewnest nog twee controleLEDs inbouwen op de vrije kontakten van de 5551. Je kunt zo zien welke stand het Viessmann relais heeft.
Berijden tegen de rijrichting in
Bij het berijden van een stopsectie "tegen de normale rijrichting" zal een trein bij stoptonend sein ook stoppen. De stopsectie is immers stroomloos geschakeld. Omdat de schakelrail in twee richtingen kan schakelen, kun je bij het "tegen de normale rijrichting in", het Viessmann-relais ook gebruiken om de stopsectie te overbruggen, door deze in de stand "groen" te zetten.