Märklin 6647 Transformator

Uit 3rail Wiki
Versie door Treinsmurf (overleg | bijdragen) op 15 nov 2014 om 13:47 (Nieuw artikel)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Märklin 6647 Transformator

De Märklin 6647 transformator is een 32 VA analoge transformator voor conventionele analoge wisselstroombanen en is uitgevoerd met een rijregelaar. De transformator maakte veelal onderdeel uit van analoge startsets (Märklin) en kan zowel voor C-rail, K-rail als Spoor 1 banen (mits binnenshuis) worden toegepast.

  • Baanspanning regelbaar tussen 4 en 16 V. (rijregelaar)
  • Kunststof behuizing
  • Afmetingen : 120 x 140 x 80 mm.
  • VDE-keurmerk
  • Vermogen 32 VA
  • Bedrijfsspanning 230 Volt AC.
  • Alleen voor gebruik binnenshuis (droge ruimtes).
  • ingebouwde thermische beveiliging die de transformator beschermd tegen kortsluiting en overbelasting.

Aansluiten Märklin 6647 Transformator

De transformator Märklin 6647 heeft vier aansluitingen. Rood (B) en Bruin (0) voor de rijstroom en Geel (L) en Bruin (0) voor de lichtstroom welke gebruikt kan worden voor voeding van electromagnetische wisselaandrijvingen, hobby-seinen, baanverlichting (zoals lampjes van huisjes en straatverlichting). De beide bruine (massa) klemmen zijn inwendig met elkaar doorverbonden. Het aansluiten van de rode en bruine draad op de rails, kan het beste gerealiseerd worden door het gebruik van een aansluitrails. Deze bestaat er voor M-rail, maar ook voor C-rail en K-rail. De rode aansluitklem (B) dient aangesloten te worden op de aansluiting die verbonden is met de punt-contacten. De bruine aansluitklem (0) dient aangesloten te worden op de aansluitklem van de rail die is verbonden met de railstaven. De spoelen van wissels en ontkoppelrails evenals hobbyseinen worden gevoed vanuit de gele draad welke op de gele aansluitklem (L) worden aangesloten. De blauwe draden van wissels en seinen worden door een schakelcontact kortstondig aan de nulleiding verbonden om de magneet te bekrachtigen. Bij middelgrote en grote banen dient de voeding op meerdere plaatsen te geschieden. Märklin raad aan om elke 2 a 3 meter raillengte een aansluitrail in te bouwen. Bij C-rail kun je ook zonder een aansluitrail de verbindingen maken door de bedrading van Märklin kabelschoentjes te voorzien en deze op een gewone rail aan te sluiten.

`

Testen van de transformator

Voor het testen van de transformatoruitgangen kunnen 19 Volts modelbaan-gloeilampjes gebruikt worden.

Rijstroom testen

De rode klem (B) en bruine klem (0) verzorgen de rijstroom voor de baan. Het lampje sluiten we aan tussen de rode klem en de bruine klem. Let op dat massa van het lampje wordt aangesloten op de bruine klem. Eenmaal aangesloten, wordt vervolgens de net-stekker in het stopcontact gestoken en vervolgens wordt de rijregelaar opengedraaid. Het lampje zal nu feller gaan branden naarmate we de rijregelaar verder opendraaien. (zie afbeelding 1).

Lichtstroom testen

Om de lichtstroom te testen wordt het gloeilampje tussen de gele klem (L) en de massa (0) aangesloten. Let op dat massa van het lampje wordt aangesloten op de bruine klem. Vervolgens steken we de net-stekker in het stopcontact. Het lampje moet nu gaan branden.

Werking

De werking van de transformator is kinderlijk eenvoudig, Eenmaal aangesloten, kan een locomotief op de rails gezet worden en zal deze gaan rijden zodra de rijregelaar rechtsom wordt gedraaid. Hoe verder de rijregelaar wordt gedraaid, des te sneller zal de locomotief gaan rijden. Het omschakelen van de rijrichting gaat via een omschakelrelais in de locomotief. Deze wordt geschakeld door een "overspanning" van 24 volt, die optreedt als je de trafo voorbij de 0 drukt. Ook de Telex-koppeling van een locomotief kan op deze manier geschakeld worden. De eerste 24 volts puls zal beide koppelingen activeren, de volgende puls schakelt de Telex weer af en wisselt tevens de rijrichting van de locomotief.

Meertreinen bedrijf met analoge transformatoren

Bij het gebruik van 1 transformator (zoals hierboven beschreven), zal bij het plaatsen van een 2e locomotief op de baan, deze hetzelfde gedrag vertonen als de 1e locomotief. M.a.w. als de rijregelaar op de stand 0 staat, zullen beide locomotieven stilstaan op de baan. Bij het opendraaien van de rijregelaar zullen beide locomotieven gaan rijden, aangezien ze allebei dezelfde hoeveelheid stroom via de sleper krijgen. Indien men met meerdere treinen onafhankelijk wil kunnen rijden dient de baan opgedeeld te worden in meerdere stroomkringen welke apart gevoedt worden met een eigen transformator.

Meerdere stroomkringen

Om meerdere locomotieven afzonderlijk te kunnen regelen, moet de baan opgedeeld worden waarbij beide delen van elkaar gescheiden worden door de inbouw van middenleiderisolaties (7522 voor K-rails, 74030 voor C-rails). Elk deel (stroomkring) dient voorzien te worden van een eigen transformator, en wordt de baanstroom (B) van elke transformator op een eigen stroomkring aangesloten.

Bijvoorbeeld: van Transformator 1 wordt de rode aansluitklem (B) aangesloten op de puntcontacten van de buitenbaan, terwijl van Transformator 2 de rode aansluitklem (B) wordt aangesloten op de binnenbaan. (Bij beide banen zorgt de middelrailisolatie voor het scheiden van deze stroomkringen. De massa (0) van beide transformatoren worden middels de rails met elkaar in verbinding gebracht, waarbij men moet opletten dat polariteit van de rijtransformatoren juist is aangesloten . Dit noemen we in fase zetten van de transformatoren. (zie ook Trafo's in fase zetten (analoog / digitaal). Het geeft geen problemen als de sleper de overgang overbrugt. Indien de polariteit van de transformatoren niet juist is, zal dat leiden tot sterkere vonkvorming van de sleepcontacten van de locomotieven als deze de scheiding van 2 stroomkringen passeert.