Stroomafnemer
Stroomafnemer
Een stroomafnemer (ook wel pantograaf genoemd), zorgt voor het contact tussen de elektrische locomotief of treinstel, en de rijdraad boven de spoorbaan. Via de stroomafnemer wordt de elekrticiteit van de rijdraad afgenomen welke als voeding dient voor de tractiemotoren van de locomotief/treinstel. Het bovenste onderdeel van de stroomafnemer, welke contact met de rijdraad maakt, wordt de schuitje of ook wel sleepstuk genoemd. Het schuitje is voorzien van een koolstrip (van koolstof), wat een materiaal is dat zachter is dan de rijdraad. Slijtage zal daardoor eerder plaatsvinden op de koolstrip, dan op de rijdraad. (Een koolstrip is immers eenvoudiger te vervangen). De uitvoering van het schuitje is afhankelijk van de maximale stoomsterkte. Daarom zijn schuitjes van Nederlandse treinen (lage spanning, dus hoge stroomsterkte) heel wat zwaarder uitgevoerd dan die van Duitse treinen (hogere spanning, dus lagere stroomsterkte). De stroomafnemer wordt met lucht en veerdruk tegen de rijdraad gehouden. De Pantograaf constructie zorgt ervoor dat er een soort verende constructie ontstaat waardoor het geheel meebeweegt met de rijdraad. Als een draad wat lager hangt zal de scharnierende constructie ervoor zorgen dat de stroomafnemer mee zakt zodat de druk op de rijdraad gelijk blijft.
De naam pantograaf is genoemd naar de pantograaf of tekenaap die gebruikt werd door wiskundigen en kunstenaars.
Er worden grofweg 2 typen stroomafnemers gebruikt bij treinstellen en elektrische locomotieven, welke met 1 of 2 sleepstukken zijn uitgevoerd:
- Eenbeenpantograaf
- Tweebeenpantograaf
De eenbenige stroomafnemer/pantograaf
Stroomafnemers bij e-locs en treinstellen zijn tegenwoordig meestal eenbenig. Eénbenige stroomafnemers zijn geschikt voor hogere snelheden.
Bij de meeste hogesnelheidstreinen kan tijdens het rijden op hoge snelheid maar één pantograaf gebruikt worden omdat anders de achterste pantograaf last ondervindt van de zeer hevige trillingen in de bovenleiding, veroorzaakt door de voorste pantograaf. De eerste serie eenbenige stroomafnemers werden door Schneider/Jeumont MTE ontwikkeld en vonden in 1958 hun intrede. De franse bouwserie SNCF BB 16000 was de eerste reeks locomotieven die met deze stroomafnemers werden uitgerust.
Bij de DB werden eenbenige stroomafnemers seriematig gebruikt bij de Bouwserie 181 en Bouwserie 184. Vanaf 1970 bij de treinstellen van de Bouwserie 420 en bij de e-loc Bouwserie 111.
De tweebeen stroomafnemer/pantograaf
De tweebenige (ruitvormige) stroomafnemers zie je met name nog op oudere locomotieven en op trams. Dit type stroomafnemers wordt tegenwoordig niet meer toegepast aangezien deze bij hoge snelheden te windgevoelig is en daardoor minder goed contact maakt. De tweebenige stroomafnemers werden pneumatisch bediend.
Treinen en locomotieven zijn vaak met twee tegengestelde stroomafnemers uitgerust, waarvan er telkens één wordt gebruikt, afhankelijk van de rijrichting.
Tijdens het optrekken van treinen worden vaak beide stroomafnemers omhoog gezet, zodat de stroom door beide pantografen wordt afgenomen. Zodra de trein op gang is, laat de machinist de voorste stroomafnemer weer zakken. De reden hiervoor is dat tijdens het optrekken veel stroom wordt afgenomen en door deze via beide pantografen af te nemen er minder slijtage optreedt aan de sleepschoen/schuit. Bij de nieuwere locomotieven is het optrekken met beide stroomafnemers niet meer nodig omdat de stroomtoevoer via thyristors wordt geregeld.
Op het spoortraject vertoont de bovenleiding een horizontale zigzaglijn. Bij elk bovenleidingportaal is de positie van de bovenleiding hierdoor iets anders. Hiermee wordt bereikt dat de stroomafnemer gelijkmatig afslijt tijdens het rijden. Zou de bovenleiding recht hangen, dan zou deze snel een diepe groef in het sleepstuk/schuitje slijpen.
Verwijzingen (links)
Intern
Extern
Bronnen, referenties en/of voetnoten |