Modelspoorwegbouw deel 3 – Opbouw elektrotechniek van de baan
|
Recensie
In hoofdstuk 1 gaat de schrijver naar een modelspoorbaan in Deventer en beschrijft de opbouw en het technische gedeelte. Daarna gaat hij een dagje mee met de “familie Meyer”, die een paar imaginaire treinritten maakt over deze baan.
Het 2e hoofdstuk geeft een overzicht van het belangrijkste locomotieven en treinstellen van de NS tijdens de jaren ’60 van de vorige eeuw.
Hoofdstuk 3 is het hoofdstuk waarin een modelspoorbaan van 4 x 6 m bekeken wordt, waaraan 4 jaar aan gewerkt is. Er is 8 m² rangeerterrein in deze baan verwerkt. Rails en wissels zijn zelfbouw en het hele traject is voorzien van bovenleiding. De 8 spoorbruggen zijn van karton gemaakt. Door de baan lay-out zijn 40 trajecten mogelijk; de langste hiervan is 50 m.
In hoofdstuk 4 een overzicht van de TEE-treinen die in de jaren ’60 door Europa reden. Minder bekend is de TEEM, snelle goederenvervoersverbindingen door West- en Oost-Europa. Het principe van de TEEM is hetzelfde als van de TEE.
Hoofdstuk 5 voert de schrijver als reiziger mee over alle spoortrajecten van de hier beschreven baan. Deze baan is gebouwd door een ingenieur. Als de schrijver “terug” is van zijn reis, neemt hij achtereenvolgens het uitgebreide baanplan, de opbouw en tot slot de elektrotechniek van deze baan onder de loep.
Hoofdstuk 6: de industriebaan met als grote voorbeeld de Hoogovens in IJmuiden. In de jaren ’60 ligt daar 130 km spoor en 40 wissels. Er rijden 30 eigen diesellocomotieven, die per 24 uur 350 – 400 treinen verslepen. Dit alles wordt vanuit één centraal seinhuis geregeld. Vandaar heeft men via praatpalen contact met de rangeerders en machinisten.
Het volgende hoofdstuk beschrijft 3 kleine banen, te beginnen met een kleine stadsbaan (200 x 115 cm) die in een Faller-brochure beschreven staat. Weinig of geen landschap, maar voornamelijk stedelijke bebouwing. Ook de 2e baan is een kleine stadsbaan; deze is volledig geautomatiseerd. De 3e baan heeft de afmeting van 1.00 m x 2.75 m. Rails en rollend materieel komt uit de Fleischmann-fabrieken.
De Belgische spoorwegen zijn het onderwerp van het 8e hoofdstuk. Op 5 pagina’s de belangrijkste Belgische locomotieven en treinstellen uit de jaren ‘60.
In hoofdstuk 9 staat een baan die in 1957 in het Faller Modellbaumagazin werd beschreven. Het is een baan in L-vorm, die door zijn opbouw ook geschikt is voor kleinere ruimten. Ondanks de geringe afmetingen biedt deze baan veel rijmogelijkheden.
De collectie van het Spoorwegmuseum in de jaren ’60 wordt in hoofdstuk 10 bekeken. Verschillende vervoersmaatschappijen hebben één of meer objecten geschonken of in bruikleen afgestaan. Dit kan variëren van 1:1 locomotieven en gebruiksvoorwerpen tot schaalmodellen van treinen, locomotieven, gebouwen en bruggen, gebruiksvoorwerpen, enzovoort.
Ergens in Aalten ligt een grote spoorbaan in de schaal TT, 1:120. Door de kleinere schaal dan H0, kan op het oppervlak van 10 m x 6 m een “grotere” baan gebouwd worden. Deze baan telt 3 stations, waarvan 1 als hoofdstation dienst doet. De baan is geheel geautomatiseerd. Het materieel is van Rokal; 9 stoomloc’s trekken de diverse treinen.
Het 12e en laatste hoofdstuk beschrijft 2 grote model“werelden” in Nederland: Madurodam en Miniatuur Walcheren. Niet de spoorbanen, maar de scenery is eigenlijk het onderwerp, als “groot” voorbeeld voor onze 1:87 banen.
Na de gebruikelijke literatuurlijst volgt nog een opsomming van de belangrijkste spoorwegmusea en modelbanen in Europa.
Een groot aantal zwart/wit foto’s en tekeningen van baanplannen vullen de tekst aan.