Gebruiker:F.P.Vonk

Uit 3rail Wiki
Versie door F.P.Vonk (overleg | bijdragen) op 4 mrt 2012 om 21:03 (weiziging indeling)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

PC Besturing programma iTrain


337px iTrain is een softwareprogramma geschreven door Xander Berkhout en geschikt om een treinbaan aan te sturen. Het programma is beschikbaar op de internetsite berros.eu/itrain/nl/.

Deze handleiding is hier geplaatst met toestemming van de Auteur: Xander Berkhout.

Handleiding versie 2.0, © 2011 Berros. Alle rechten voorbehouden.


Voorwoord

Na vele jaren van ontwikkelen is versie 2.0 van iTrain beschikbaar. iTrain werkt met de meest gebruikte besturingssystemen. Deze handleiding is geschreven met de Mac OS X gebruiker in gedachten. Dat betekent dat alle schermafbeeldingen op dit platform gemaakt zijn en de toets combinaties zijn bedoeld voor dit platform. NB! Voor Windows, Linux en Solaris gebruikers zullen de schermen en dialogen min of meer hetzelfde zijn, maar met andere stijl en kleuren. Voor wat betreft de toets combinaties moet altijd de Command-toets worden vervangen door de Control-toets, omdat de Command-toets niet aanwezig is op deze platformen. Het snel menu kan niet worden geopend met Control-toets + klik, maar alleen met de rechter muistoets of een eventuele extra toets op uw toetsenbord. Deze handleiding behandelt alle belangrijke aspecten van iTrain. Het legt echter geen algemene concepten van digitaal rijden met de modelbaan uit. Kennis hiervan is een voorwaarde. Dit is gedaan om de handleiding compact en leesbaar te houden. Ik zou u willen aanbevelen om alle hoofdstukken in volgorde te lezen en tegelijk de demolayout (demo_nl.tcd) te gebruiken.

Met vriendelijke groeten,

Xander Berkhout


Introductie

Als u voor de eerste keer met iTrain begint, dan is het nodig om een paar basisconcepten te kennen.

Hoofdscherm

Een gewoon scherm in iTrain ziet er als volgt uit (zie het demo_nl.tcd bestand in iTrain programma):



In dit scherm kunnen we drie gebieden onderscheiden: 1. Het locomotievenoverzicht in de linkerbovenhoek geeft een overzicht van de status van alle locomotieven. Ook is er directe controle over de belangrijkste functies van een loc. 2. De locomotiefbesturing links onderin geeft nog meer informatie en instelmogelijkheden en is bedoeld om een locomotief in detail te besturen. 3. Het schakelbord aan de rechterkant is een schematische tekening van de modelbaan met daarin de stand van alle wissels, seinen, terugmelders en andere elementen. Je kunt de stand van al deze elementen hier ook veranderen.

Belangrijkste objecten

In iTrain komen de volgende objecten voor:

  • Locomotieven (ook wel locs genoemd) - verwijst naar de daadwerkelijke locomotief die aangestuurd wordt.
  • Treinen - verwijst naar alle wagoncombinaties die door een locomotief worden getrokken of geduwd.
  • Magneetartikelen - schakelbare objecten:

- Wissel - is een schakelaar om meerdere sporen samen te voegen of te splitsen.

- Sein - kan verwijzen naar een echt sein op de baan of een virtueel sein (alleen op het schakelbord) om aan te geven of een trein moet stoppen of mag doorrijden.

- Ontkoppelaar - om een loc van de wagons te ontkoppelen of om een trein te splitsen.

- Relais - is een schakelaar met een aan/uit stand (bijvoorbeeld licht) of twee standen.

- Draaischijf - een rond apparaat met railaansluitingen en een brug in het midden, die kan draaien, waardoor een loc de brug op kan rijden en naar elk spoor kan draaien.

- Rolbrug - een vierkant apparaat met railaansluitingen aan twee overstaande zijden en een schuifbare brug, waardoor een loc zijwaarts verplaatst kan worden naar een buurspoor.

  • Terugmelder - verwijst naar sensoren in de baan om bijvoorbeeld te kijken of een baanvak bezet is (zie ook Appendix B).
  • Blok - is een deel van de baan of baanvak waarin zich slechts één trein mag bevinden.
  • (Trein) Route - is de route of het pad dat een loc en zijn trein kunnen volgen als ze automatisch rijden van blok naar blok.
  • Station - is een lijst van blokken die bij elkaar horen, zodat ze als bestemming in een route kunnen dienen zonder de individuele blokken te hoeven specificeren.
  • Rijweg of wisselstraat - is een lijst van wisselstanden (en andere magneetartikelen standen) die een pad maken, bijvoorbeeld van één blok naar een ander blok, zoals in de Märklin Memory module.

Naamgeving

In iTrain hebben alle locomotieven, wissels, seinen en andere objecten een unieke naam per type object. Het is niet nodig om alle adressen te onthouden, omdat je elk object een zinvolle naam kunt geven. Het wordt aanbevolen deze naam kort te houden en een bepaalde naamgevingsconventie te hanteren. Elk object kan ook een omschrijving hebben. Dit is een iets langere naam die niet uniek is, maar wel op een regel moet passen. De omschrijving mag ook gewoon leeg gelaten worden. Je kunt voor een loc de naam van de firma gebruiken, zoals NS, DB, SBB, gevolgd door een spatie en het nummer van de loc. Bijvoorbeeld DB 101 of NS 1720. Bij meerdere locs van hetzelfde type gebruik je het volledige nummer zoals DB 215-077-9, of een volgnummer, zoals DB 101-2. Gebruik bij voorkeur niet het decoderadres in de naam. Voor de namen van blokken en magneetartikelen kun je logische nummers gebruiken voorafgaand door een identificatie van het station en gescheiden door een ʻunderscoreʼ of spatie. Bijvoorbeeld CS_S4A geeft dan het sein op spoor 4 aan de A-kant op het Centraal Station aan. Alle verwijzingen naar dit sein in de definitie van de baan zullen deze naam tonen.

Bestanden

Nadat iTrain voor de eerste keer gestart is, is er nog geen bestand gekoppeld aan het project. Je moet alle gegevens bewaren met een specifieke naam. Als extensie voor de naam wordt .tcd aanbevolen (tcd = Train Control Data). De volgende keer dat het programma gestart wordt, zal automatisch hetzelfde project geladen worden dat actief was bij het afsluiten. De projectnaam staat in de titelbar van het hoofdscherm (gevolgd door de versie van iTrain waarmee het aangemaakt was). Als het programma afgesloten wordt, zal het project automatisch bewaard worden, tenzij u heeft ingesteld dat dit handmatig moet gebeuren, want dan zal worden gevraagd of het project bewaard moet worden. Dit zal niet alleen de definities van de baan bewaren, maar ook de huidige plek van alle locomotieven en de stand van alle magneetartikelen.

Tip: Voordat een bestand bewaard wordt, zal het vorige bestand (met dezelfde naam) verplaats worden naar een submap genaamd 'backup' en zullen de datum en tijd worden toegevoegd aan de bestandsnaam. Daardoor is er altijd back-up van eerdere versies beschikbaar voor het geval er iets mis gaat. Om terug te gaan naar een eerdere versie kan je gewoon een bestand in de 'backup' map openen in iTrain en zal de originele naam en het pad weer hersteld worden.

Online

Als je met het programma bezig bent, wil je soms alleen de configuratie aanpassen en in andere gevallen wil je echt treinen op de baan besturen. In het laatste geval heb je een verbinding nodig met de digitale centrale en dan is het programma “Online”. Rechtsonder op het scherm kun je zien of het programma “Online” is, of “Offline”. Dit is dehuidige status. Met de Itrainicoon1.jpg toets bovenin, kun je de status veranderen. Als de tekst “Verbinden” aangeeft zal er geprobeerd worden: “Online” te gaan en als de tekst “Verbreken” aangeeft zal er geprobeerd worden “Ofßine” te gaan. NB: Het wordt altijd aanbevolen om 'Ofßine' te gaan of iTrain af te sluiten voordat je de digitale centrale uitzet, zodat alles netjes afgesloten wordt. Als je per ongeluk de centrale eerst uitgedaan hebt, controleer dan of het programma het gezien heeft en zo niet, doe het dan handmatig.

Licentie

iTrain is een commercieel product en start normaal op in demonstratiemodus. Er zit dan een beperking op van 3 locomotieven, 32 magneetartikelen en 32 terugmelders (en verder werkt hij als een Lite versie, dus zonder routes). Hierdoor is het mogelijk om iTrain te testen op een kleine oefenbaan zoals in het bijgeleverde demobaan bestand (demo_nl.tcd). Om de beperkingen op te heffen heb je een licentiesleutel nodig. Deze sleutel kun je krijgen door te registreren (zie de website voor informatie voor het verkrijgen van een tijdelijke licentiesleutel) of door iTrain te kopen. De licentiesleutel is gekoppeld aan je e¬mail adres. Om deze licentiesleutel in te voeren ga je naar het hoofdmenu “Opties” ==> “Voer Licentiecode in”.


Type of kopieer je e-mail adres dat je gebruikt hebt om de licentie aan te vragen en plak je licentiesleutel in het daarvoor bestemde vak door erin te gaan staan en Command-toets + V te gebruiken, of het snelmenu op te roepen en 'Plak' te kiezen. Het wordt afgeraden om de code over te typen, omdat de kans op fouten dan erg groot is. Als de registratie goed gaat zie je het dialoog venster links met de licentiegegevens en eventueel de einddatum in geval van een tijdelijke licentie.

Project

Nu bent u klaar om uw modelbaan in te voeren in iTrain. We noemen dit het project. Alle projectdata kunnen worden ingevoerd via de verschillende onderdelen onder het menu “Wijzig” en zullen worden bewaard in het projectbestand (bij voorkeur met de extensie .tcd), behalve de voorkeuren, want die worden ergens op de computer bewaard en zullen ook onthouden worden als u van project wisselt. Controleer eerst de onderdelen “Voorkeuren” en “Instellingen” en kies dan 'Interface' voordat u verder gaat met het invoeren van de baan. De volgende stap kan het invoeren van de locomotieven zijn om eerst de verbinding te testen, maar dit kan ook uitgesteld worden. Een goede methode is om eerst het hele baanplan te tekenen, dan alle wissels, seinen, terugmelders en blokken te koppelen aan de tekening en daarna de locomotieven, treinen en routes in te voeren.

Voorkeuren

De voorkeuren zijn instellingen die van toepassing zijn op alle projecten. Ze worden bewaard op de computer zelf en niet in de projectfile. De voorkeuren kunnen worden gevonden in het iTrain menu op een Mac of onderaan het “Wijzig” menu bij andere systemen

Algemeen


In het tabblad “Algemeen” kunnen specifieke instellingen voor het gedrag van iTrain veranderd worden. Zo kun je ervoor kiezen om het project altijd te bewaren zonder om bevestiging te vragen. Bij het opstarten wordt standaard gecontroleerd of er een nieuwere versie van iTrain beschikbaar is. Dat laatste kun je uitzetten als de computer nooit met internet verbonden is.



Lengte-eenheid

De lengte-eenheid geeft aan welke eenheid wordt gebruikt in iTrain om lengtes weer te geven. Het wordt aanbevolen om centimeters te gebruiken, omdat dat de meest logische eenheid is voor de grootte van de modeltrein en omdat het intern gebruikt wordt. Als je liever met millimeters of meters werkt is dat mogelijk. Lengtewaarden kunnen ook cijfers achter de komma hebben, zoals bijvoorbeeld 51,5 cm of 0,515 m. Bij elk invoerveld voor lengte kun je altijd lengtes invoeren in een andere eenheid door de eenheid er achter te zetten. De waarde wordt dan automatisch omgezet naar de eenheid zoals ingesteld in de voorkeuren na het indrukken van de ENTER toets. De mogelijke eenheden voor lengte zijn mm, cm, dm, m, in en ft (de laatste twee staan voor inch en voet). Als je geen eenheid specificeert in het invoerveld, wordt verondersteld dat je de eenheid in de voorkeuren gebruikt.

Snelheids-eenheid

De snelheids-eenheid geeft aan welke eenheid wordt gebruikt om de schaalsnelheden weer te geven in iTrain. De voor de hand liggende eenheid is km/h of mph, maar ook m/s is mogelijk. Snelheden kunnen ook cijfers achter de komma hebben. Bij elk invoerveld voor snelheid kun je altijd lengtes invoeren in een andere eenheid door de eenheid er achter te zetten. De waarde wordt dan automatisch omgezet naar de eenheid zoals ingesteld in de voorkeuren na het indrukken van de ENTER toets. De mogelijke eenheden voor snelheid zijn cm/s, m/s, km/h en mph.

Interface

In het tabblad “Interface” staat een aantal interface gerelateerde instellingen. Standaard start iTrain “Offline” en maakt nog geen contact met het digitaal systeem. Dit moet dan handmatig gebeuren. Je kunt er ook voor kiezen dat iTrain bij het opstarten meteen probeert verbinding te maken met het digitale systeem. Doe dit alleen als handmatig verbinding maken goed werkt.


Groepering

Groeperen is een andere manier om een adres weer te geven van een magneetartikel, terugmelder of blok, door middel van twee getallen gescheiden door een punt (<module>.<uitgang> formaat). In iTrain heeft elk object een eigen absoluut nummer, maar bij verschillende digitale systemen worden de adressen geschreven als groep- of module- nummer gevolgd door een subnummer. Een paar voorbeelden:

  • het adres 1 wordt geschreven als 1.1 bij gebruik van groepering
  • het adres 5 wordt geschreven als 2.1 bij gebruik van groepering met grootte 4.
  • het adres 23 wordt geschreven als 2.7 bij gebruik van groepering met grootte 16.

De algemene formule is:

adres = (modulenummer-1)* groepsgrootte + uitgangsnummer

Groepering van 16 is erg gebruikelijk bij S88 modules waar het eerste nummer de module is en het tweede de uitgang op de module. Bij magneetartikelen kan 4 worden gebruikt als je decoders gebruikt met 4 uitgangen (bijvoorbeeld een k83), waarbij het eerste getal dan het nummer van de decoder is. Bij systemen gebaseerd op Selectrix is de groepsgrootte altijd 8. Bij de voorkeuren voor groepering, kan je aangeven hoe adressen van magneetartikelen, terugmelders en blokken worden weergegeven in iTrain. Intern wordt gewoon het absolute adres opgeslagen. Groepering van nul betekent geen groepering en het absolute adres wordt weergegeven. Als je ergens een adres moet invullen kan je altijd kiezen om het absolute adres in te geven of het gegroepeerde adres. In het geval dat groepering wordt gebruikt, wordt het absolute adres via een zogenaamde “Tooltip” (je gaat met de muis boven het invoerveld staan en dan verschijnt er een klein blokje met tekst) van het adresveld weergegeven. Bij elk interface is een andere groepering (of geen groepering) gangbaar. Door “Standaard” te kiezen voor groepering, zal de meest gangbare groepering gekozen worden. Dit zal dus leiden tot een groepering van 8 bij Selectrix en tot een groepering van 16 voor terugmelders bij een systeem dat S88 hiervoor gebruikt.

Netwerk

Het derde tabblad gaat over het gebruik van iTrain in een netwerk. Dit is een gevorderd onderdeel en wordt beschreven aan het einde van dit document, wanneer ook andere concepten uitgelegd zijn.


Afstandsbediening

Het laatste tabblad bevat de configuratie van de afstandsbediening van DinaSys (ook wel DIR genoemd). Dit apparaat maakt van een normale TV afstandsbediening die via RC5 werkt (o.a. Philips) een handregelaar. Om de afstandsbediening te kunnen gebruiken moet je het apparaat op een vrije USB poort aansluiten, “Actief” aanvinken en de juiste seriële poort kiezen.

Settings

De projectinstellingen worden bewaard in het configuratiebestand (.tcd) en zullen hetzelfde zijn op elke computer waar dit project ingeladen wordt. Deze instellingen kunnen Worden ingesteld via het menu ”Wijzig” ==> “Instellingen”.

De belangrijkste instelling is de schaal van de baan. Deze is van belang voor snelheids- en afstandsberekeningen. Standaard staat dit op H0, omdat deze schaal het meest gebruikt wordt. Als u een andere schaal gebruikt is het belangrijk om deze hier op te geven.

Snelheid

Op de modelbaan gelden snelheidsbeperkingen net als in het echt. Hier kunnen de standaardwaarden voor verschillende categorieën worden ingesteld die dan voor de hele baan gelden. Natuurlijk is het mogelijk om per blok hier weer van af te wijken door specifieke snelheidsbeperkingen voor een blok op te geven, maar als dat niet gebeurd zullen deze standaardwaarden gebruikt worden. De verschillende categorieën zijn:

  • Maximum - de maximale snelheid in het blok als er verder geen beperkingen worden opgelegd door seinen.
  • Stoppen verwachten - de maximale snelheid bij het verlaten van het blok als de trein in het volgende blok moet stoppen.
  • Beperkt - de maximale snelheid als het sein aangeeft dat er een beperking geldt, wat het geval is als een wissel in het pad naar het volgende blok op afbuigen staat.
  • Rem - de snelheid tot welke een trein afremt als het sein rood is voordat de stopmelder bereikt is.
  • Stationsgebied - de maximumsnelheid voor blokken van het type “Station” of “Rangeer” (Blokken van het type “Rangeer” zijn onderdeel van het stationsgebied en worden ook bereden door normale treindiensten. Daarom houden ze zich niet aan de rangeersnelheden).
  • Rangeren - de maximumsnelheid voor blokken van het type “Opstelspoor”, “Draaischijf” of “Rolbrug”.

Interface

Het programma communiceert normaal via een seriële, USB of ethernet (UTP) kabel met de digitale centrale of via een apart apparaat dat op z'n beurt weer is verbonden met de digitale centrale. Het apparaat dat is verbonden met de computer noemen we 'Interface'. Er worden verscheidene soorten interfaces van verschillende leveranciers ondersteund. Elke interface heeft beperkingen wat betreft het type decoder protocol, het aantal decoderstappen en het aantal functies dat wordt ondersteund. Daarom is het eerst nodig om de juiste interface te selecteren voordat er verder gegaan wordt met de andere instellingen.



Via het menu “Wijzig” ==> “Interface” kun je de centrale of interface kiezen die is verbonden met de computer. Het veld “Omschrijving” geeft je de mogelijkheid om de interface een andere naam te geven in het programma. Als het leeg gelaten wordt, zal de omschrijving in het veld “Interface” gebruikt worden. Op het tabblad aan de onderkant kan je zien hoe het interface getoond zal worden, waarbij er nog een volgnummer voor geplaatst is. Standaard zal een interface zowel locomotieven als magneetartikelen aansturen en ook bezetmelders uitlezen, maar het is ook mogelijk dit te beperken door de vinkjes te veranderen achter “Besturing van”. Dit wordt vooral gebruikt als je met meerdere interfaces tegelijk werkt (zie verderop). Sommige interfaces zijn alleen gemaakt om magneetartikelen aan te sturen of terugmelders in te lezen. In dat geval zullen sommige vinkjes grijs zijn. Meer specifieke interface instellingen zijn verdeeld over verschillende tabbladen aan de bovenkant genaamd “Algemeen”, “Serieel”, “Netwerk” en “Specifiek”.

Meerdere interfaces

iTrain is ontworpen om met meerdere interfaces tegelijkertijd te kunnen werken. Daarom staat er ook een “1” voor de interface omschrijving op het tabblad onderaan.



Om een extra interface toe te voegen, moet je het popup menu op het tabblad onderaan gebruiken en 'Voeg toe' selecteren. Hierdoor zal er een extra tabblad bijkomen beginnend met een “2”, waarin je de tweede interface kan instellen. Het is ook mogelijk om een interface te verwijderen via het popup menu, maar alleen de laatst toegevoegde (met het hoogste nummer) kan verwijderd worden.



Opmerking: De mogelijkheid van meerdere interfaces is alleen beschikbaar in de Professional editie van iTrain.

NB: Als het popup menu niet beschikbaar is, dan staat je licentie het gebruik van meerdere interfaces tegelijkertijd niet toe. In dat geval, is het altijd mogelijk om je licentie op te waarderen tot “Professioneel” via de website.

Er zijn verschillende redenen waarbij het gebruik van meerdere interfaces nuttig kan zijn. Een aantal staan hieronder en kunnen ook gecombineerd worden:

  • Om de terugmelders in te lezen via een ander apparaat voor een beter resultaat. In dat geval kan je een HSI-S88 gebruiken als tweede interface en besturing van terugmelders uitzetten bij het eerste interface.
  • Om seinen te besturen via een apart apparaat (OM32 of OC32), dat direct de lampen aanstuurt.
  • Om alle magneetartikelen aan te sturen via een oude digitale centrale om zo al het vermogen van je nieuwe centrale over te houden voor de locomotieven.
  • Om twee aparte baangedeeltes met andere aansturing (bijvoorbeeld een 2-rail en 3-rail baan) tegelijkertijd te kunnen aansturen via één programma.

Tip: Als je een bepaald type digitale centrale twee keer gebruikt, maar elke met een andere rol, dan kan je de omschrijving aanpassen om ze goed uit elkaar te houden.