Vervlogen stoom – De Nederlandsche Spoorwegen in de periode 1921-1940

Uit 3rail Wiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Vervlogen stoom
De Nederlandsche Spoorwegen in de periode 1921-1940
Vervlogen-stoom-de-ns1921-1940.jpg
Gegevens:
Titel: Vervlogen stoom
Ondertitel: De Nederlandsche Spoorwegen in
de periode 1921-1940
Schrijver: Hans van Poll & Bert Steinkamp
Uitgever: Uquilair BV
ISBN-10: ISBN 9071513394
ISBN-13: ISBN 9789071513398
Bladzijden: 304
Bindwijze: Hardcover
Leverbaar: Nee
Taal: Nederlands

Recensie

Het tijdperk 1920-1940 is wel eens aangeduid als “de glorietijd van de stoomtractie”. Dit is niet helemaal waar: in de jaren ’20 al begint de teruggang van de stoomtractie. Al in 1918 bepaalde de regering, geconfronteerd met een steenkooltekort als gevolg van de 1e Wereldoorlog, dat het Nederlandse spoorwegnet in zijn geheel geëlektrificeerd moest worden. Naar goed Nederlands gebruik werden er eerst verschillende commissies benoemd om de technische moeilijkheden en mogelijkheden te inventariseren. Daarbij werd met een schuin oog gekeken naar de ZHESM, die al sinds 1908 elektrische treinen liet rijden tussen Scheveningen/Den Haag en Rotterdam op de Hofpleinlijn. In 1921 erfde de NS van zijn voorgangers HSM en SS 1489 stoomloc’s. Daar was in 1941 nog maar ongeveer de helft van over. Het aantal centrale werkplaatsen voor stoomloc’s daalde in diezelfde periode van 4 naar 1, en van de locdepots was tweederde al gesloten. Ziehier in het kort de neergang van de stoomtractie in “de glorietijd van de stoomtractie”. Al in 1924 begint de NS met elektrische treinen te rijden op het proeftraject tussen Den Haag en Leiden, in 1934 beginnen de eerste dieseltreinen te rijden.

In de periode 1920-1940 moest de NS ook opboksen tegen de sterk opkomende vrachtauto, bus en de scheepvaart. Het aandeel in het goederenvervoer daalde en ook de economische crisis van de jaren ’30 dreunde vooral op financieel gebied hard door. Men wrong zich in allerlei bochten om op materieel te besparen. En om op personeelskosten te kunnen besparen werd nieuw materieel aangekocht, omdat dit materieel minder bewerkelijk was.

Hoofdstuk 3 laat een fotorondreis door Nederland zien, 40 fotopagina’s van stoomloc’s vanuit geheel Nederland. Het hoofdstuk 7 (“Wat deden zij?”) geeft een globaal overzicht van de inzet van alle NS-stoomloc series tussen 1921 en 1940.

Er wordt in dit boek ook een inzicht gegeven in de omlopen van locomotieven en personeel. Een aantal tabellen aan het eind van het boek beschrijven aantallen stoomlocomotieven in de periode 1920-1939, de chronologie van de stoomdepots plus de toewijzing van locomotieven aan de depots, kilometerprestaties en brandstofverbruik van de loc’s, enz.

Het boek Het spoorwegbedrijf in oorlogstijd 1939 – ’45 sluit eigenlijk mooi aan op dit boek, al denk ik persoonlijk dat dit misschien niet zo bedoeld is.