Diesel-elektrische locomotieven
Diesel-elektrische locomotieven | |
---|---|
Titel: | Diesel-elektrische locomotieven |
Ondertitel: | NS-serie 2600 en NS-loc 2801 |
Schrijver: | Paul Henken |
Uitgever: | Uquilair |
ISBN-10: | ISBN 9071513556 |
ISBN-13: | ISBN 9789071513558 |
Bladzijden: | 160 |
Bindwijze: | Gebonden |
Leverbaar: | Nee |
Taal: | Nederlands |
Recensie
Dit boek beschrijft de diesel-elektrische locomotiefserie 2600 en de diesel-elektrische loc 2801, die beiden vanaf het begin gedoemd waren te mislukken. Ze hebben dan ook maar een paar jaar dienst gedaan bij de NS. Van beide loctypen wordt beschreven hoe de ontwikkeling en de bouw verliep, met alle daarbij behorende moeilijkheden en conflicten tussen opdrachtgever (NS) en hoofdaannemer (Werkspoor). Verder wordt de dienstuitvoering beschreven en komen praktijkverhalen van bedienend en onderhoudspersoneel aan bod. In dit boek staan veel niet eerder gepubliceerde zwart/wit-, kleurenfoto’s en tekeningen.
De serie 2600 bestond uit 6 locomotieven, waarvan de eerste werd afgeleverd op 20 april 1953 en de laatste op 19 mei 1954. In mei 1958 werd de serie al buiten dienst gesteld en in 1960 werden ze gesloopt. En dat terwijl NS eigenlijk 27 van deze locomotieven wilde laten bouwen. Ze zouden ingezet worden voor passagierstreinen op nog niet geëlektrificeerde lijnen (ze hadden daarvoor ook een verwarmingsgenerator om de rijtuigen te kunnen verwarmen), maar al snel stonden ze uitsluitend voor goederen- en grindtreinen. Depot Eindhoven was hun thuisbasis: ze reden op de lijn Eindhoven – Venlo, maar toen deze lijn ook onder de draad gebracht was gingen ze voornamelijk grindtreinen rijden. De 6-assige machines waren 108 ton zwaar en bleken voor de NS moeilijk inzetbaar. Dé oorzaak van het falen van deze locserie was de dieselmotor. Men had gekozen voor een langzaam lopende scheepsdiesel, die uiteindelijk niet bestand bleek tegen de vele sterk wisselende belastingen en de daardoor optredende temperatuursverschillen. Een scheepsdiesel is immers gebouwd om langdurig (uren of zelfs dagen) op een bepaald toerental te draaien. Plaats je zo’n diesel in een loc die per dag vele tientallen keren moet aanzetten en afremmen, dan vraag je om moeilijkheden. En die kreeg men dan ook volop met dit motortype. De bijnaam van dit loctype was “Beelen”, zo genoemd naar de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken L.J.M. Beel, die een hoog voorhoofd had en later een bril droeg met vierkante glazen.
De 2801 was een prototype die gezamenlijk werd ontwikkeld en gebouwd door de Nederlandse en Franse locomotiefindustrie. Voor Nederland tekenden Werkspoor en Heemaf voor een deel van de ontwikkeling en bouw. In juli 1962 werd de 2801 officieel in dienst gesteld bij de NS, en al in 1968 werd de loc terzijde gesteld. De bedoeling van deze locomotief was een universele diesel-elektrische locomotief te ontwikkelen voor de Europese Spoorwegbedrijven. Iedere aangesloten spoorwegmaatschappij zou de loc een half jaar op proef gebruiken, maar toen de NMBS aan de beurt was, was deze niet eens op de hoogte van het bestaan van de 2801. De 2801 bleef daarom in Nederland, waar de machine meer stilstaat dan reed. In augustus 1963 ging de loc zelfs voor 192 dagen buiten dienst omdat er kortsluiting in de elektrische installatie was opgetreden, zuigers en tandwielen verwisseld moesten worden en tractiemotoren naar Frankrijk gestuurd werden. Pas in maart 1964 verscheen de 2801 weer op de baan. Lekkage van koelvloeistof en smeerolie was aan de orde van de dag. Het was normaal dat er voor de iets langere ritten emmers water meegenomen werden om de koelvloeistof onderweg aan te kunnen vullen.
In 1968 werd de loc aan de kant gezet en nadat alle bruikbare onderdelen van de loc verwijderd zijn, werd de 2801 eind 1971 verkocht aan het havenbedrijf van Dordrecht. Daar sleet het zijn laatste jaren als energieleverancier voor een kraan. Saillant detail was dat Werkspoor niet eens op de hoogte was van de buitendienststelling en de verkoop. De cabine werd later van de loc gesloopt om dienst te gaan doen als een tuinhuisje in een volkstuin. In 1983 werden de laatste restanten van de loc door het havenbedrijf gesloopt.
De tragiek van de locomotief was, dat hij op een verkeerd tijdstip ontworpen en gebouwd werd. Alle Europese spoorwegmaatschappijen hadden toen al diesel-elektrische locomotieven besteld en/of in gebruik.
In diverse publicaties wordt de 2801 ook wel “Kreupele Marie(tje)” genoemd, maar er is nergens een bevestiging te krijgen dat dit de “officiële” bijnaam van deze loc was. De bijnaam “Nautilus” (de onderzeeër van kapitein Nemo uit het boek “20.000 mijlen onder zee”) werd wel door 2801-machinisten gebruikt vanwege het hoge koelwaterverbruik.