Bouwserie S160 USATC: verschil tussen versies
Regel 161: | Regel 161: | ||
{{Roco-sncfs160usatc-modellen}} | {{Roco-sncfs160usatc-modellen}} | ||
{{Roco-s160usatc-modellen-fs}} | {{Roco-s160usatc-modellen-fs}} | ||
+ | {{Roco-csds160usatc-modellen}} | ||
---- | ---- |
Huidige versie van 27 feb 2023 om 19:25
Bouwserie S160 | |
---|---|
Spoorwegmij's |
USATC (United States Army Transportation Corps); |
Fabrikanten | -American Locomotive Company (ALCO), Schenetady, New York
- Baldwin Locomotive Works (BLW), Philadelphia, Pennsylvania - Lima Locomotive Works, Lima, Ohio |
Aantal gebouwd | Ongeveer 2120 |
Bouwjaren | 1942 - 1946 |
Asvorm | 1'D |
Wiel-diameters: |
Drijfwielen:∅1450 mm. |
Lengte loc.incl tender | 18590 mm |
Keteldruk | 15,5 kg/cm2 |
Verdampingsoppervlak | 98 m2 |
Dienstgewicht | 73 ton |
Vermogen: | 880 kW/1200 pk |
Max.snelheid V/A | 75 km/h |
Uitdienst | Begin jaren 1980 in Europa, in China als bouwserie KD6 begin jaren 1990 |
Stoomlocomotief Bouwserie S160
Ontwikkeling en Bedrijf
Ten tijde van de tweede wereldoorlog toen de vraag naar transportmiddelen over het spoor steeds groter werd, waren het niet alleen de Duitsers (BR 52 en BR 42) en de Engelsen (War Department oftewel W.D. locs; de latere serie NS 4300, NS 5000 en NS 8800) die de z.g. "oorlogslocomotieven" bouwden. Ook aan de andere kant van de Atlantische oceaan in de Verenigde Staten was men begonnen met het bouwen van dergelijke locomotieven. De Amerikanen bouwden twee modellen:
De eerste was een C-tenderlocomotief type S100 voor de rangeerdienst (een locomotief uit deze serie is heden ten dagen nog te zien bij de stoomstichting Goes-Borsele).
De tweede was een zware 1'D machine waar er uiteindelijk ongeveer 2120 stuks van gebouwd werden. De locs werden vanaf 1942 verscheept naar South Wales in Engeland om daar te wachten op hun verscheping naar het vasteland van Europa. Tijdens het lange transport over zee naar Engeland zijn er zeker 18 locomotieven gezonken samen met hun schepen en liggen sindsdien op de bodem van de Atlantische oceaan.
Vanaf de tijd dat de machines in Engeland aangekomen waren deden zij ook al direct dienst op het spoor aldaar. Omdat in Engeland de ruimte om het spoor beperkt is, was het een vereiste dat de locs zo compact mogelijk gebouwd werden.
Om dit te bereiken was het machinistenhuis vrij klein en stond de luchtpomp -omdat de ketel te groot was- op een nogal ongebruikelijke plaats, voor de rookkamer. Dit was mogelijk omdat de rookkamer maar een heel klein deurtje had. De locs waren voorzien van een exhaust die de rookkast automatisch ontdeed van sintels (self cleaning device), zodat de rookkast maar eens in de tien dagen behoefde te worden geleegd.
De locs kregen naast hum bijnaam "Yank", een misschien nog meer tot zijn recht sprekende naam:
Tijdens de ritten maakte de S160 serie een kenmerkend klapperend geluid wat veroorzaakt werd door de speling op de lagers van de koppelstangen, waardoor zij al snel de bijnaam "rattlesnake" (ratelslang) kreeg.
Na de geallieerde invasie van 6 Juni 1944 kwam ook een gedeelte van de locomotieven in zuid-Limburg terecht en waar ze dienst deden tot in 1945, waarna de Engelsen de sector overnamen en hun eigen locs gebruikten. De Amerikanen vertrokken en namen alle S160's mee.
Dat de Amerikanen hun machines meenamen, vonden vele personeelsleden die dienst deden op deze locs niet zo erg, want de locs waren verre van perfect. De ketel was zowel aan de voor- als achterzijde vast aan het frame verbonden, wat vaak leidde tot gebroken verbindingsbouten, die door deze ophanging extra zwaar werden belast. Hierdoor hadden ze te kampen met lekkages en verbruikten zo ook veel water. Ook waren de hemelankers van de vuurkist aan de zijde van de binnenvuurkist, te zwak. Zo kon het gebeuren dat de ketel explodeerde. Alleen al in Engeland waren er in 1943 en 1944 al drie S160 ketels ontploft!
Om van rijrichting te wisselen waren de meeste S160's niet uitgerust met een normaal draai-gang hendel, maar voorzien van een z.g. trekhendel. Wanneer de vergrendelingspallen door het voortdurende gerammel tijdens het rijden uitgesleten waren, kon de hendel plotseling tijdens een rit knallend naar voren schieten. Dan maakte de loc met een ruk een sprong vooruit en zo gebeurde het regelmatig dat koppelingen van wagons kapot getrokken werden.
Ook het omzetten van deze hendel lukte niet altijd, en soms was het nodig om met twee man sterk deze om te krijgen. Enkele waren wel uitgerust een draai-hendel, welke waren te herkennen aan de omloop in twee niveaus aan de rechterzijde van de locomotief.
De regulateursleutel was van een Amerikaans model; een horizontale trekhendel. Heel anders dan de meer gebruikelijke constructie van een sleutel die door middel van een draaiende as de regulateur in de dom opent.
Rechts boven het zitbankje van de stoker waren de peilkranen aangebracht, tijdens de rit lekte het hete ketelwater op de knieën van de stoker. Gebruiken deden ze deze kranen liever niet, want eens geopend, kreeg je ze met geen mogelijkheid meer dicht.
Desondanks door alle gebreken die de S160 had, heeft zij toch een flinke steen bijgedragen aan het opbouwen van Europa na de tweede wereldoorlog.
Na de tweede wereldoorlog keerden enkele locs terug naar de Verenigde Staten en deden daar dienst tot ongeveer 1955.
De machines hebben eigenlijk in elk Europees land dienst gedaan. De meeste bleven in dienst tot ongeveer 1959. Maar in landen zoals Oostenrijk, Joegoslavië, Polen, voormalig Tsjechoslowakije, Hongarije, Griekenland en Turkije bleven de locs zelfs nog tot in de zeventiger jaren van de vorige eeuw in dienst in dienst.
Maar ook in China heeft men gebruik gemaakt van de S160. Men bouwde en nummerde veertig stuks van deze machines om tot serie KD6 en zijn daar nog gebruikt tot in het begin van de jaren 1990!
Waar zijn deze locomotieven nog te zien
Van de USATC S160 zijn nog verschillende exemplaren bewaard gebleven.
- Onder andere bij The Keighley and Worth Valley Railway"" in Engeland hebben ze een rijvaardig exemplaar. Een uit Polen afkomstige S160 en in de jaren 1970 aangekocht door de museumlijn. De loc werd gerestaureerd, kreeg haar USATC nr:5820 weer terug en sinds 2014 is "Big Jim" weer terug te zien op het spoor.
- In 2005 werd in China de KD6 487 gerestaureerd en is sindsdien weer rijvaardig.
- In Alaska wordt in 2015 ook een S160 Nr:557 gerestaureerd, en moet binnenkort ook weer onder stoom komen te staan.
- Verder zijn de locs in musea's in verschillende landen te bezichtigen o.a: Italië, Polen en Oostenrijk.
Bijzonderheden/Opmerkingen
Ondanks dat de S160 tot één van de meest geproduceerde stoomlocomotieven behoort, zijn er relatief niet veel schaalmodellen van gemaakt.
- Model Loco maakt een S160 als H0 kit.
- In 2017 is Roco uitgekomen met diversen H0 varianten van de loc o.a; USATC en FS, voor zowel het gelijk-als wisselstroom systeem.
Literatuur
- De Nederlandse Stoomlocomotieven van R.C. Muller, A.J. Veenendaal jr., H. Waldorp.
- Op de Stoomlocomotief van G.J. Paulus, K. Worp.
- N.S.-Locomotievendepot Heerlen van Martin Zijlstra.
- Neuheiten brochure 2015 van Roco.
- Bahn Extra 02-2000 april/mei.
Verwijzingen (links)
Intern
Extern
Meerdere Grootspoor Afbeeldingen
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten
|
Modellen
- Model Loco maakt een S160 als H0 kit.
- In 2017 is Roco uitgekomen met een USATC en FS(Italiaanse spoorwegen) uitvoering in H0,
zowel verkrijgbaar voor gelijk-als wisselstroom systeem.
Roco H0 modellen
|
|
|
|