Königlich Bayerische Staatseisenbahnen (K.Bay.Sts.B.)

Uit 3rail Wiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Königlich Bayerische Staatseisenbahnen (K.Bay.Sts.B.)
Commons-Wappen BayerStaatsbahn.jpg
Land Duitsland.gif: Bayern
(Keizerrijk Duitsland)
Opgericht 1844
Opgeheven 1920
Hoofdkantoor -
Spoor lengte 8.526 km

Königlich Bayerische Staatseisenbahnen (K.Bay.Sts.B.)

De Königlich Bayerischen Staatseisenbahnen (K.Bay.Sts.B.) werd in 1844 opgericht en bezat tot aan de 1e wereldoorlog zo'n 8.526 km aan spoorlijnen, inclusief de in 1909 overgenomen Pfälzischen Eisenbahnen. Na de 1e wereldoorlog verviel in 1918 het predikaat koninklijk.

Geschiedenis

Nadat in het koninkrijk Bayern de sinds 1835 in bedrijf zijnde privé spoorlijnen tussen Nürnberg en Fürth en in 1839 tussen München en Augsburg succesvol bleken, werd in 1841 de Königlichen Eisenbahnbau comissie opgericht in Nürnberg. Deze bouwde het spoorwegtraject tussen Lindau en Hof, via Augsburg en Nürnberg. In 1844 werd de Königlich Bayerischen Staatseisenbahnen (K.Bay.Sts.B.) opgericht. Deze concentreerde zich op de bouw van de volgende 3 hooflijnen die samen de Ludwig-Süd-Nord-Bahn met een lengte van 548 km vormden en welke in de periode 1844 t/m 1854 werd gebouwd:

  • In het noorden de lijn van Nürnberg over Bamberg naar Hof waar aansluiting op het Saksische spoorwegennet werd gerealiseerd.
  • In het midden de lijn van Augsburg, over Donauwürth naar Nördlingen, waar aansluiting op het Württembergse spoorwegennet werd gerealiseerd.
  • In het zuiden de lijn van Augsburg over Buchloe, Kaufbeuren en Kempten naarLindau aan de Bodensee.

In 1952 werd daarnaast gestart met de bouw van de Ludwigs-West-Bahn met een lengte van ongeveer 100 km. Deze spoorlijn liep van Bamberg, over Schweinfurt en Würzburg naar Aschaffenburg met aansluiting naar Hessen. De bouw werd in 1854 afgerond.

In de periode van 1853 t/m 1860 werd de Beierse Maximiliansbahn gebouwd, een Oost-West verbinding tussen de grens met Württembug bij Neu-Ulm en over het bestaande trject Augsburg-München naar Oostenrijk. Het westelijke deel Augsburg–Günzburg–Neu-Ulm was 85 km lang en het oostenlijke deel ging over Holzkirchen naar Rosenheim en vervolgens splitste deze in een vertakking naar het zuiden richting Kufstein en een vertakking naar het oosten over Traunstein richting Salzburg.

In Maart 1856 werd een wet aangenomen die het mogelijk maakte dat privé spoorweg-ondernemingen op het spoor werden toegelaten en de financiëring en uitbreiding van het spoorwegennet in Beieren toestond. Op 12 April 1856 kreeg de AG der Bayerischen Ostbahnen de opdracht voor de bouw van de volgende trajecten:

  • traject van Nürnberg over Amberg naar Regensburg
  • traject van München over Landshut an die Donau (bij Straubing)
  • traject van Regensburg over Straubing en Passau naar de grens met Oostenrijk
  • traject van Amberg naar Regensburg en bij Schwandorf over Fürth im Wald naar de grens met Bohemen (Tsjechië).

Deze trajecten werden binnen vijf jaar gebouwd onder leiding van Paul Denis en de architect Heinrich Hügel. In de consessies van 1862 en 1869, werd de bouw van de zijlijnen en vereenvoudiging van het spoorwegennetwerk vastgelegd, zoals een kortere route van Regensburg via Neumarkt naar Nürnberg. In 1875 werd deze oostelijke door de staat overgenomen, evenals de oostelijke spoorlijn (Ostbahn) welke in 1876 met de staatsspoorlijnen werd geïntegreerd.

Op 1 Januari 1870 werden de spoorwegondernemingen van de Ludwigsbahn, de Maximiliansbahn en de Nordbahnen samengevoegd tot de Pfälzische Eisenbahnen. Op 1 Januari 1909 werd deze, tot dan toe grootste spoorwegonderneming in Duitsland, met de Königlich Bayerische Eisenbahndirektion Ludwigshafen geïntegreerd. Het spoorwegnetwerk was op dat moment zo 870 km aan spoor, waarvan zo'n 60 km aan smalspoor. In de daarop volgende decennia werd het spoorwegnetwerk verder uitgebreid.

In 1918 kwam een einde aan de monarchie en verdween de titel "Königlich". In 1920 werd de Bayerische Staatseisenbahnen opgenomen in de Deutsche Reichsbahn Gesellschaft (DRG) en ging verder als Deutsche Reichsbahn "Gruppenverwaltung Bayern".

Overzicht belangrijkste gebeurtenissen

  • 1841 - Oprichting van de Königlichen Eisenbahnbau-Kommission te Nürnberg
  • 1847 - Invoering van de eerste classificerings-schema's gebaseerd op bouwserie en aantal aandrijfassen.
  • 1854 - Voltooiing van de Ludwig-Süd-Nord-Bahn en de Ludwigs-West-Bahn.
  • 1860 - Voltooiing van de Maximiliansbahn.
  • 1876 - Overname van de Ostbahn
  • 1901 - Invoering van een nieuw classificerings-schema, volgens locomotief-klasse en verhouding tussen het aantal koppelings-assen en totaal aantal assen.
  • 1909 - Integratie van de Pfälzische spoorwegen als "Königlich Bayerische Eisenbahndirektion Ludwigshafen".
  • 1918 - Einde van de monarchie in Beieren.
  • 1920 - Overname van de Bayerische Staatseisenbahnen door de Deutsche Reichsbahn.

Locomotieven Bayerische Staatseisenbahnen

Net als de meeste andere deelstaten/koninkrijken in Duitsland, werden de meeste locomotieven van de Bayerische Staatseisenbahnen in het eigen land ontwikkeld en geproduceerd. In Beieren werden deze gebouwd en geleverd door Joseph Anton von Maffei in München en Lokomotivfabrik Krauss & Co. in München. Kleinere series (met name proefseries) werden nog wel eens van het buitenland afgenomen, zoals van bijvoorbeeld Sigl uit Oostenrijk en van locomotieven uit Württemberg en Elzas-Lotharingen. In 1899 en 1901 werden 4 bijzondere locomotieven gekocht bij de firma Baldwin in de USA, met name om de Amerikaanse bouwtechniek te bestuderen. De opgedane kennis werd dan toegepast in de ontwikkeling van nieuwe Beierse locomotieven. Enkele bekende in Beieren ontworpen locomotieven zijn:

Naamgeving/Indeling groospoormaterieel

Voor een overzicht van afkortingen van Duits spoorwegmaterieel van de K.Bay.Sts.B. zie: Overzicht Grootspoor Materieel Königlich Bayerische Staats-Eisenbahnen.


Bronnen:wikipedia[1]

Verwijzingen

Intern

Extern

Bronnen, Referenties en/of Voetnoten

Stoomlocomotieven: A I - A II - A III - A IV - A V - AA I - B I - B II - B III - B IV - B V - B VI - B VII - B VIII - B IX - B IX2 - B X - B XI - BB I - C I - C II - C III - C IV - C V - E I - G 3/4 H - G 3/4 N - G 4/5 H - G 4/5 N - G 5/5 - P 2/4 - P3/5 N - P 3/5 H - S 2/5 (Vauclain) - S 2/5 - S 2/6 - S 3/5 N - S 3/5 H - S 3/6
Tenderlocomotieven: D I - D II - D II2 - D III - D IV - D V - D IX - DXII - Pt 2/3 - Pt 2/4 N - Pt 2/4 H - Pt 2/5 N - Pt 2/5 H - Pt 3/6 - Gt 2×4/4 - R 3/3 - R 4/4
Lokalbahn locomotieven: D VI - D VII - D VIII - D X - D XI - BB II - GtL 4/4 - GtL 4/5 - ML 2/2 - PtL 2/2 - PtL 3/3 - PtL 3/4 - PtzL 3/4 -
Elektr. locomotieven
(15 kV, 16,7 Hz):
ES 1 - EP 1 - EP 2 - EP 3 - EP 4 - EP 5 - EG 1 - EG 2 - EG 3 - EG 4 - EG 5
Treinstellen (Stoom): MBCi - MCCi
Treinstellen (Accu): MCi -
Treinstellen (Elektrisch): MBCL - MPL - D4ielT - D4ielT


Spoorwegmaatschappijen Duitse Keizerrijk
Baden (Bad.StB.) - Beieren (K.Bay.Sts.B.) - Elzas-Lotharingen - Hessen en Pruisen/Hessen (K.P.u.G.H.StE.) - Mecklenburg (M.F.F.E.) - Oldenburg (G.O.E.)
Pruisen (K.P.St.E.) - Saksen (K.Sächs.Sts.E.B.) - Württemberg (K.W.St.E.)