Bouwserie NS 2400
Bouwserie NS 2400 | |
---|---|
Spoorwegmij's | NS |
Bedrijfsnummers | 2401-2530 |
Fabrikanten | Alsthom |
Aantal gebouwd | 130 stuks |
Bouwjaren | 1954-1957 |
Uitdienst | 1991 |
Asvorm | Bo´Bo´ |
Lengte over de buffers | 12,5 meter 2530: 13,3 meter |
Dienstgewicht | 60 t |
Max.snelheid | 80 km/h |
Vermogen | 620 kW |
Aanvangskracht | .. kN |
Bouwwijze motor | - |
Overdracht vermogen | Dieselelektrisch |
Brandstof-tankinhoud | 3100 ltr. |
Remmen | directe rem Westinghouse eenleidingrem |
Diesellocomotief Bouwserie NS 2400
De dieselelektrische locomotieven van de 2400-serie zijn in 1954 in dienst genomen en werden ingezet voor het goederentransport en rangeerwerk.
Ontwikkeling en Bedrijf
In het begin van de jaren vijftig besloot de NS om de nog resterende stoomlocomotieven binnen enkele jaren te vervangen door diesellocomotieven. Er werden 280 diesellocomotieven besteld, waarvan 150 stuks van de Bouwserie NS 2200 en 130 stuks van de Bouwserie NS 2400. Hierdoor kon de laatste stoomlocomotief in Nederland in januari 1958 buiten dienst gesteld worden. Het ontwerp van de locomotieven was een bestaand Amerikaans ontwerp en de locomotieven werden bij verschillende fabrieken in Nederland en Frankrijk gebouwd.
De serie 2400 was niet speciaal voor de NS ontworpen. Locomotieven van dit model werden door Alsthom in het Franse Belfort in de jaren vijftig al geleverd aan spoorwegen in de toenmalige Franse koloniën en naar een aantal andere landen. De locomotieven kregen de bedrijfsnummers 2401 t/m 2530 en werden gebouwd in de periode van 1954 t/m 1957. In dezelfde periode werd ook de bouwserie 2200 afgeleverd.
De NS 2400 locomotieven deden dienst vanuit Zwolle en werden in het noorden van het land ingezet, aanvankelijk ook voor reizigerstreinen, later alleen goederentreinen. Tevens waren ze gestationeerd in depot Eindhoven. Na sluiting van depot Eindhoven kwamen ze ook naar Amsterdam Watergraafsmeer van waaruit zij de rest van het land bereden. Vanaf 1980 waren alle 113 nog aanwezige locomotieven in het depot te Zwolle. De NS 2400 konden ook in treinschakeling rijden, aanvankelijk met twee locs, vanaf 1970 werd ook drie locs gebruikelijk. Met uitzondering van de 2416 die als 2501 werd afgeleverd, verschenen twintig locomotieven in het hemelblauw met vermiljoenrode bufferbalken. In deze kleurencombinatie reden ze tot aan 1956 rond. De rest van de locomotieven werd in een roodbruine kleur afgeleverd. Vanaf 1971 werden ze geleidelijk overgeschilderd in de NS-huisstijlkleuren grijs met geel.
Oorspronkelijk waren de NS 2400 locomotieven voorzien van grote nummerplaten op de fronten en kleinere ovale platen op de cabines. Deze nummerplaten pasten echter niet bij de geel-grijze huisstijl en verdwenen uiteindelijk van alle locomotieven.
De diesellocomotieven series 22/2300 en 24/2500 werden breed ingezet en waren voor vrijwel alle soorten goederentreinen te vinden. Alleen de allerzwaarste treinen werden niet door 2400-en gereden, omdat die in de praktijk niet goed met zijn vieren in multiplebedrijf functioneerden, terwijl de (iets sterkere) 2200-en dat wel konden. Als je 4 2400-en aan elkaar knoopte, deed de vierde loc vaak niet mee omdat het stuurstroomsignaal daarvoor te zwak was. Drie stuks in treinschakeling ging op zich wel goed, maar ook dat kwam eigenlijk in de praktijk niet veel voor; meestal waren ze met zijn tweeën. De Bouwserie NS 6400 werd, toen deze eenmaal in begon te stromen, voor dezelfde taken ingezet als de 2200-en en 2400-en.
Omdat het uitzicht vanuit de cabine van een 2400 vooral in de treindienst niet zo goed was, werd de laatste locomotief van deze bouwserie als proef, met een afwijkende cabine geleverd. De cabine is hoger en langer en biedt een beter comfort en uitzicht dan die van de seriegenoten. De 2530 werd in 1957 geleverd en kwam in dienst in een afwijkende kleur: lila met zwart onderstel, wat de loc de bijnaam "de bisschop" opleverde. Deze speciale kleur was gekozen door de echtgenote van F.Q. den Hollander, president-directeur van de NS, die de loc had besteld. In 1963 werd de 2530 bruin geschilderd. Deze 2530 werd veel ingezet voor werktreinen en was van 1964 tot 1989 de trekkracht van de sproeitrein.
Vanaf de jaren zeventig liep het goederenvervoer sterk terug, mede door de sluiting van veel los- en laadplaatsen. Hierdoor waren bij de NS minder locomotieven benodigd. In 1976 werden 7 locomomotieven ter zijde gesteld en werden verkocht aan aannemersbedrijf Volker voor dienst in Saoedi-Arabië. Enkele 2400 locomotieven werden afgevoerd na ongevallen, waarvan de 2521 de eerste was, welke na een botsing met een dieseltreinstel in Beesd in 1967 werd gesloopt. Tussen 1974 en 1980 sneuvelden nog tien locomotieven van de bouwserie NS 2400. Vanaf 1982 werden ook niet-beschadigde locs gesloopt. Het grootste deel van de NS 2400 serie verdween tussen 1988 en 1991. Hiervan gingen er tussen 1990 en 1992 vijftig stuks naar de Franse spoorwegmaatschappij SNCF die ze inzette voor werktreinen bij de aanleg van hogesnelheidslijnen. Drie locomotieven werden in mei 2009 verkocht aan het Belgische Raeren. Bij de NS werden de laatste 2400-en buiten dienst gesteld in 1991.
Waar zijn deze locomotieven nog te zien?
- Loc 2412 is bewaard gebleven en is eigendom van de Veluwsche Stoomtrein Maatschappij (VSM)
- Loc 2424 is bewaard gebleven en is eigendom van de Stoomtrein Goes - Borsele
- Loc 2454 is bewaard gebleven en is eigendom van de Vereniging tot Behoud van Spoormaterieel Haarlem (BSH)
- Loc 2459 is bewaard gebleven en is eigendom van de Veluwsche Stoomtrein Maatschappij (VSM)
- Loc 2498 is bewaard gebleven en staat in het Spoorwegmuseum in Utrecht
- Loc 2530 is bewaard gebleven en is eigendom van de Veluwsche Stoomtrein Maatschappij (VSM)
Bijzonderheden/Opmerkingen
Externe Verwijzingen
Diverse Diesellocs Serie NS 2400
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten
|
Modellen
|