Bouwserie CLe 2/4: verschil tussen versies
k |
|||
Regel 52: | Regel 52: | ||
== Bijzonderheden/Opmerkingen == | == Bijzonderheden/Opmerkingen == | ||
− | In de laatste periode werden er ook gezelschapsritten | + | In de laatste periode werden er ook gezelschapsritten gemaakt naar Duitsland en Oostenrijk, waarbij de sleepstukken van de patograaf verwisseld werden bij de grensovergangen. |
* 1002 (206) werd op 31 augustus 1984 buiten dienst gesteld en gesloopt | * 1002 (206) werd op 31 augustus 1984 buiten dienst gesteld en gesloopt |
Huidige versie van 22 mei 2020 om 14:16
CLe 2/4 | |
---|---|
Spoorwegmij's | SBB |
Bedrijfsnummers | 201 - 207 Na ombouw 1944: 601 - 607 |
Fabrikanten | SLM Wintherthur, BBC, MFO, SAAS |
Aantal gebouwd | 7 stuks |
Bouwjaren | 1935 - 1938 |
Asvorm | Bo'2 |
Lengte over de buffers | 21500 mm |
Max.snelheid | 125 km/h |
Vermogen | 394 kW |
Dienstgewicht | 32.6 t |
Stroomsysteem | ~ 15.000 volt 16 2/3 Hz |
Remmen | Elektrische weerstandsrem Pneumatische rem |
Uit dienst | 1967 - 1984 |
Bouwserie CLe 2/4
De treinstellen van de bouwserie CLe 2/4, beter bekend als "Roter Pfeil", waren elektrische treinstellen van de Schweizerische Bundes Bahnen (SBB) welke vanaf 1935 dienst deden bij de SBB. In totaal werden 7 stuks gebouwd. De treinstellen werden vanaf 1944 vaak omgebouwd en heringedeeld als bouwserie Rbe 2/4, RCe 2/4 RAe 2/4. Een van de treinstellen werd in 1974 verkocht aan het Zwitserse Oensingen - Balsthal - Bahn AG (OeBB). Het betrof de CLe 2/4 207 welke bij de OeBB werd ingedeeld als Rbe 2/4 met het bedrijfsnummer 202 en welke blauw werd geschilderd wat hem de bijnaam "Blauer Pfeil" opleverde.
Ontwikkeling en bedrijf
In 1933 bestelde de SBB 4 motorwagens waarvan 2 elektrische en 2 diesel-elektrische motorwagens. De elektrische motorwagens werden in 1935 geleverd en waren bedoeld voor de dienstregeling op de zijlijnen te verbeteren. De elektrische motorwagens werden ingedeeld als bouwserie CLe 2/4 en hadden een maximumsnelheid van 125 km/h. Al snel bleken dat de elektrische motorwagens een succes waren waardoor meteen een nabestelling van 4 aanvullende motorwagens van deze bouwserie volgde. Deze werden in 1936 afgeleverd. In 1937 volgde nog een zevende motorwagen van deze bouwserie. In hetzelfde jaar werden de motorwagens heringedeeld als Re 2/4. De motorwagens boden plaats aan 70 zitplaatsen en 30 staanplaatsen en waren uitgevoerd met een perslucht mechanisme waarmee de schuifdeuren konden worden geopend en gesloten. De CLe 2/4 werd ook ingezet voor gezelschapsritten en was erg populair bij de reizigers vanwege zijn comfort en uiterlijk. Het opbergen van bagage bleek in de praktijk een probleem te vormen aangezien dit veelal ten koste ging van de beschikbare zitplaatsen. Daarnaast bleek dat veel reizigers hun reisplannen dusdanig aanpasten dat ze met de "Roter Pfeil" dienst meekonden. Hierdoor stonden zich soms wel 200 mensen zich te verdringen om met de "Roter Pfeil" te kunnen reizen terwijl deze maar plaats bood voor maximaal 100 personen. Hierdoor en mede doordat de motorwagens niet geschikt waren om een bagagewagon aan te koppelen, was de reden dat de SBB besloot de treinstellen uit de reguliere dienst te halen en hoofdzakelijk nog in te zetten voor gezelschapsritten en voor het transport van wintersporters. Om het bagage-probleem voor de wintersporters te verzachten, werd in 1937 een kleine ski-aanhanger aangeschaft welke achter de CLe 2/4 gehangen werd en waar de ski-bagage in meegenomen kon worden. Motorwagens 204 t/m 207 hadden zo'n ski-aanhanger. De motorwagen 205 werd samen met een ski-aanhanger verhuurd aan de Oensingen - Balsthal - Bahn AG (OeBB)
In 1944 werden twee motorwagens aangepast en voorzien van buffers met schroefkoppelingen zodat deze een extra personenrijtuig of een bagagerijtuig kon trekken. Na deze aanpassing werden de treinen in 1947-1948 ingedeeld als RCe 2/4 en kregen de bedrijfsnummers 601 en 602 toegekend. In 1952 werd een motorwagen (de 606) 2,6 meter verlengd en werd tevens het interieur vernieuwd, waarbij comfortabele gestoffeerde stoelen met meer zitruimte werden geplaatst. Deze werd ingedeeld als RAe 2/4 en kreeg het bedrijfsnummer 1001. De in 1953 verongelukte 601 werd tevens verlengd en net als de 606 van voorzien van gestoffeerde stoelen. Vanaf 1956 werden alle overige motorwagens van buffers met schroefkoppelingen voorzien en werden ze allemaal ingedeeld als RBe 2/4 en werden de bedrijfsnummers 601 t/m 607 aangepast naar 1001 t/m 1007. Hierbij werden de 2 verlengde motorwagens ingedeeld als bouwserie RAe 2/4 en de bedrijfsnummers 1001 en 1002 toegewezen.
In 1966 werd het eerste treinstel van de CLe 2/4 buiten dienst gesteld en verschroot. Tot 1974 bleven 2 voertuigen in het bestand van de SBB, waarvan er een aan de OeBB verkocht werd en nog meerdere jaren in een ongewone, blauwe kleurstelling onderweg was.
Bronnen:[1]
Waar zijn deze locomotieven nog te zien?
- RAe 2/4 1001 - is bewaard gebleven en is als historisch voertuig te zien bij de SBB Historic (bedrijfsvaardig)
- RBe 2/4 1003 - staat opgesteld in het Verkehrshaus der Schweiz in Luzern (niet bedrijfsvaardig).
- RBe 2/4 1007 - is bewaard gebleven en in het bezit van de Oensingen-Balsthal-Bahn (bedrijfsvaardig).
Bijzonderheden/Opmerkingen
In de laatste periode werden er ook gezelschapsritten gemaakt naar Duitsland en Oostenrijk, waarbij de sleepstukken van de patograaf verwisseld werden bij de grensovergangen.
- 1002 (206) werd op 31 augustus 1984 buiten dienst gesteld en gesloopt
- 1003 (203) werd in januari 1968 buiten dienst gesteld.
- 1004 (204) werd op 31 december 1968 buiten dienst gesteld en gesloopt
- 1005 (205) werd op 30 november 1966 buiten dienst gesteld en gesloopt
- 1006 (202) werd op 31 december 1967 buiten dienst gesteld en gesloopt
- 1007 (207) werd in januari 1974 buiten dienst gesteld en verkocht aan de Oebb
Externe Verwijzingen
Diverse E-locs Bouwserie CLe 2/4, RAe 2/4, RBe 2/4, RCe 2/4
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten
|
Modellen
|
|