Bouwserie Ae 3/5

Uit 3rail Wiki
Versie door Treinsmurf (overleg | bijdragen) op 22 mei 2015 om 19:24 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{| class="wikitable" style="float:right; width:30%;border color#4682B4" ! colspan="2" style= "background:#ff9e23" | Ae 3/5 |- | colspan="2" | Bestand:Foto-gezocht...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Ae 3/5
Ae 3/5
Spoorwegmij's SBB
Bedrijfsnummers 10201 – 10226
Fabrikanten SLM Wintherthur, SAAS
Aantal gebouwd 26 stuks
Bouwjaren 1922–1925
Asvorm 1'Co1'
Lengte over de buffers 12320 mm
Max.snelheid 90 km/h
Vermogen 972 kW
Aanvangskracht - kN
Dienstgewicht 81 t
Stroomsysteem ~ 15.000 volt 16 2/3 Hz
Remmen Automatische, Westinghouse
Uit dienst 1979–1983

Bouwserie Ae 3/5

De locomotieven van de bouwserie Ae 3/5 zijn eenvoudige electrische locomotieven van de Schweizerische Bundesbahnen (SBB) welke werden ingezet als sneltreinlocomotief. De locomotief was zeer kort en liep daarom niet goed bij het nemen van korte bochten. De bouwserie Ae 3/5 deed voornamelijk dienst als sneltreinlomotief in de regio Genève van de begin jaren 20 tot begin jaren 80. Enkele locomotieven werden herbouwd aan het eind van de jaren 60 om ingezet te kunnen worden voor het vervoer van autotreinen door de Gotthard en de Simplon Tunnel.

Ontwikkeling en bedrijf

In 1920 was de electrificatie van diverse trajecten van de Zwitserse spoorwegen in volle gang en was de SBB op zoek naar een locomotief welke kon worden ingezet op de vlakke trajecten. Er werden door de spoorwegfabrikanten 3 ontwerpen ingediend van electrische locomotieven: De Bouwserie Ae 3/6 I van fabrikant BBC; de Bouwserie Ae 3/6 II van fabrikant MFO; de bouwserie Ae 3/5 van fabrikant SAAS uit Genève. De SBB gaf SAAS opdracht om de Ae 3/5 te bouwen welke in de periode 1922-1925 in vier deelseries werd gebouwd. Bij aflevering, hadden de locomotieven een bruine kleur. Later werden de locomotieven in het SBB-groen geschilderd.

Het mechanische deel van de bouwserie Ae 3/5 werd gebouwd door SLM en was afgeleid van de Bouwserie Be 4/7. De drie aandrijfassen zijn in het buitenframe gemonteerd. Elke as wordt aangedreven door 2 twin-speed motoren waarbij het vermogen via een Westinghouse-veer wordt overgebracht op de aandrijving. De rijeigenschappen van deze aandrijving zorgden ervoor dat deze moeizaam door bochten reed, ondanks een aantal aanpassingen die aan de aandrijving werden doorgevoerd.

Het elektrische deel werd gebouwd door SAAS. De locomotieven werden afgeleverd met 2 schaar-pantograven. De transformator bevindt zich in het middelste deel van de

locomotief. De spanning van de motoren wordt via een electro-pneumatische schakelaar gestuurd, waardoor een lichte constructie van de loc mogelijk werd. De bouwserie Ae 3/5 was uitgerust met een meertreinenbesturingssysteem met electrische rem.

De maximumsnelheid werd tegen het eind van de tweede wereldoorlog, teruggebracht naar 75 km/h. Vanaf 1957 werden de remmen omgebouwd. De locomotieven van de 2e deelserie (10218 t/m 10226) werden tussen 1963 en 1966 omgebouwd zodat ze ingezet konden worden als loc voor het vervoer van autotreinen door de Gotthard en Simplon tunnel.

De Ae 3/5 werd voornamelijk ingezet voor lichte personentreinen en sneltreinen in het kanton Wallis. Vanaf eind jaren 60 werden de eerste locomotieven ter zijde gesteld vanwege slijtage of grote schade. De laatste machines werden gesloopt in 1983.


Bronnen:[1][2]


Waar zijn deze locomotieven nog te zien?

Er is maar 1 locomotief bewaard gebleven. Het betreft loc 10217, welke als historisch erfgoed bij de [SBB-historic] in Olten is gestationeert. Hiervan brandde kort nadat de overige locomotieven van de bouwserie Ae 3/5 waren gesloopt, de transformator door vanwege een kortsluiting. De transformator is met veel moeite gerepareerd en sind 1990 is de loc weer bedrijfsvaardig.

Bijzonderheden/Opmerkingen

Externe Verwijzingen

Diverse E-locs Bouwserie Ae 3/5


Bronnen, Referenties en/of Voetnoten


Modellen

  • Er zijn nog geen modellen van de bouwserie Ae 3/5 uitgebracht.
Stoomlocomotieven: A 2/4 - A 3/5 - B 2/3 - B 3/4 - C 3/3C 5/6 - SNB D 1/3 - Eb 3/5 - Ec 3/5 (BLS) - E 3/3CZm 1/2
Diesellocomotieven: Am 4/4 - Am 4/4 (V200) - Am 4/6 - Am 6/6 - Bm 4/4 - Bm 4/4 II - Bm 6/6 - Em 3/3 - Am 840 - Am 841 - Am 842 - Am 843 - Am 845
Elektrische locomotieven: Ae 3/5 - Ae 3/6 I - Ae 3/6 II - Ae 3/6 III - Ae 4/4 (BLS) - Ae 4/6 - Ae 4/6 III - Ae 4/7 - Ae 4/8 - Ae 6/6 – Ae610 - Ae 6/8 (BLS) - Ae 8/8 (BLS) - Ae 8/14 - Be 2/5 - Be 3/5 - Be 4/4 - Be 4/6 - Be 4/7 - Be 6/8 - Ce 4/4 (BLS) - Ce 4/6 (BLS) - Ce 6/6 - Ce 6/8 I - Ce 6/8 II - Ce 6/8 III - De 4/4De 6/6Ee 3/3 - Ee 6/6 - Eem 923 - Ge 4/4 - Re 4/4 - Re 425 (BLS) - Re 4/4 I - Re 4/4 II – Re 420 - Re 4/4 III – Re 430 - Re 4/4 IV - Re 446(SOB) - Re 4/4 V – Re 450 - Re 456 - Re 460 - Re 465 - Re 474 - Re 481 - Re 482 - Re 484 - Re 485 (BLS) - Re 486 (BLS) - Re 6/6 – Re 620 - HGe 4/4 II
Treinstellen (Diesel): RCm 2/4 - BDm 2/4 - CFm 2/4 - Dm 2/4 - RAm TEE - RAm 501 - RAm 502
Treinstellen (Elektr): ABe 4/16 - BDe 4/4 - BDe 4/4II - Ce 2/4 - Ce 4/4 - Ce 4/6 - CLe 2/4 (rode pijl) - RABDe 500 - RABe 501 - RABDe 502 - RABDe 8/16 - RABe EC - RABe 511 - RABe 514 - RABe 515 (BLS) - RABe 520 - RABe 521 - RABe 522 - RABe 523 - RABe 524 - RABe 525 (BLS) - RABe 526 (BLS) - RABe 526.6 - RABe 526.7 - RABe 535 (BLS) - RAe 4/8 (Churchill pijl) - RAe TEE II - RBDe 560 - RBDe 566 - RBDe 4/4 - RBe 4/4 - RBe 540