Bouwserie C 5/6
Bouwserie C 5/6 | |
---|---|
Spoorwegmij's | SBB |
Bedrijfsnummers | 2951 – 2978 |
Fabrikanten | SLM Winterthur |
Aantal gebouwd | 28 stuks |
Bouwjaren | 1913 – 1917 |
Asvorm | 1'E h4v |
Wiel-diameters: |
Drijfwielen:∅ 133 cm |
Lengte loc.inclusiefl. tender | 19.195 mm |
Keteldruk | 15 kg/cm2 |
Verdampingsoppervlak | 265,8 – 273,7 m² |
Dienstgewicht | 128 t |
Vermogen: | 1190 kW |
Max.snelheid | 65 km/h |
Uitdienst | 1968 |
Stoomlocomotief Bouwserie C 5/6
De bouwserie C 5/6 is een stoomlocomotief van de Schweizerische Bundesbahnen (SBB) en was de krachtigste stoomlocomotief die bij de SBB in gebruik was. De locomotief was nodig voor het toenemende transport op de Gotthardroute, waar steeds vaker met meerdere stoomlocs in tractie gereden moest worden om het vervoer over de Gotthardroute te kunnen uitvoeren. De SBB was dan ook dringend op zoek naar een nieuwe sterkere locomotief, aangezien de bouwserie C 4/5 en A 3/5 niet sterk genoeg meer waren om het goederentransport op de Gotthardtroute aan te kunnen. Een sterke elektrische locomotief was uitgesloten aangezien de Gotthardtroute nog niet geëlectrificeerd was en de SBB niet van plan was om het traject van bovenleiding te voorzien. Men was dan ook op zoek naar een krachtige stoomlocomotief en de SBB gaf daarom opdracht voor de bouw van de bouwserie C 5/6 aan SLM Winterthur.
Ontwikkeling en Bedrijf
De SBB bestelde in eerste instantie twee prototypes van deze nieuwe stoomlocomotief. De locomotief was nauw verwant aan de C 4/5. Deze twee prototypen kregen de bedrijfsnummers 2901 en 2902 en werden in 1913 geleverd. Vervolgens bestelde de Zwitserse Nationale Spoorwegen in verschillende deelorders een totaal van 28 locomotieven van de serie C 5/6. In totaal werden 30 machines aangeschaft, inclusief de 2 prototypes. De locomotieven kregen de bedrijfsnummers 2951 t/m 2978, waarmee een gat ontstond tussen de prototypes en de volgserie in de nummering. De locomotief kreeg van het personeel de naam "Elephant".
De 2 prototypes hadden een iets lagere keteldruk van 13 bar t.o.v. de in serie gebouwde locomotieven. Na wat aanpassingen werd de keteldruk verbeterd naar 14 bar, waardoor ze dicher in de buurt kwamen van de 15 bar welke de keteldruk was van de in serie gebouwde C5/6 . De C5/6 blonk niet uit in het bochtige traject, wat een hoge slijtage aan de rails gaf. Er werden dan ook diverse aanpassingen aan het drijfwerk doorgevoerd, voor zowel de prototypes als de eerste locomotieven van de in serie gebouwde C5/6, waarvan er al in hetzelfde jaar als de prototypes een aantal werden afgeleverd. De SBB zat dusdanig te springen om sterke locomotieven, dat men de testresultaten, en daarmee de mankementen, van de prototypes niet wilde afwachten.
In 1914 werden de locomotieven met de bedrijfsnummers 2954 t/m 2957 geleverd. In hetzelfde jaar brak de 1e wereldoorlog, wat tot gevolg had dat het goederentransport in Zwitserland afnam. In 1915 werden de locomotieven met de bedrijfsnummers 2958 t/m 2963 geleverd. Hetzelfde jaar besloot Italië om mee te vechten met de geallieerden en zo snel een aantal gebieden in Oostenrijk te veroveren. Hierdoor viel het goederentransport op de Gotthardtroute bijna volledig stil. De prototype locomotieven van de C 5/6 werden daarom van de Gotthardtroute gehaald en op andere spoorwegen in Zwitserland ingezet.
In 1915 volgde de levering van de bedrijfsnummers 2964 t/m 2975, waarna een moeilijke periode aanbrak voor de C 5/6 locomotieven vanwege een schaarste aan kolen. Het tekort aan kolen resulteerde in 1916 dat de meeste C 5/6's nauwelijks gebruikt werden. Vanwege het kolengebrek, besloot de SBB ingrijpende maatregelen te nemen en werd besloten tot elektrificatie van veel trajecten. Dit had ook gevolgen voor de bouwserie C 5/6, waarvan er in 1917 nog maar 3 geleverd werden. (bedrijfsnummers 2976 t/m 2978). Na het einde van de 1e wereldoorlog werden de C 5/6 locomotieven ook weer ingezet op de Gotthardtroute, maar aangezien de SBB al electrische locomotieven liet bouwen en de electrificatie van de Gotthardtroute in gang was gezet, was al duidelijk dat de C 5/6 in de toekomst plaats zou moeten maken voor de nieuwe electrische locomotieven zoals de bouwserie Fc 2 x 3/4.
Op 29 mei 1921 was de electrificatie van de het traject Erstfeld - Bellinzona gereed, en werden de C 5/6 locomotieven al snel vervangen door o.a. de Ce 6/8 II en Be 4/6. Het werkterrein van de C 5/6 veranderde daarmee, en de locomotieven werden verplaatst naar andere spoorweg trajecten in Zwitserland en Italië.
In 1933 kwam het definitieve einde voor de twee prototypes. De locomotieven werden gesloopt na 20 jaar dienst te hebben gedaan. vanaf 1934 liep de inzet van de C 5/6 locomotieven drastisch terug, aangezien de loc bedoeld was voor zware goederentransporten, en het werkgebied van de C 5/6 was verplaatst naar de nog niet geëlectrificeerde zijlijnen. Daar was nauwelijks sprake van zwaar goederentransport en had dan ook tot resultaat dat de locomotieven nog nauwlijks ingezet werden.
Vanaf 1940 werden de locomotieven weer volledig in gebruik genomen en zag het ernaar uit dat de locomotieven een nieuw leven werd ingeblazen. Dat was echter van korte duur aangezien de 2e wereldoorlog tot gevolg had dat er weer een kolen en olie-schaarste ontstond. Kolen en olie werden geïmporteerd vanuit Duitsland, maar daar onstond al snel stagnatie in de levering, aangezien Duitsland zijn spoormaterieel voor oorlogsdoeleinden nodig had.
Een aantal locomotieven werden door de Duitsers geconfisceerd op het moment dat zij een goederentransport over de grens deden. Zo verdwenen een groot aantal van de C 5/6 locomotieven naar het buitenland. Vanaf het einde van 1944, waren op Frans grondgebied 23 locomotieven van de serie C 5/6 in dienst. Met de capitulatie van Duitsland werden een aantal C 5/6's weer naar Zwitserland teruggebracht.
In 1953 werd de locomotief met bedrijfsnummer 2976 omgebouwd met oliebakken, zodat deze op stookolie kon rijden in plaats van kolen. De locomotief kreeg daarmee de bijnaam "Ölfant". In 1954 werd loc 2952 als eerste uit dienst genomen, waarna in de volgende jaren, de andere locomotieven van de bouwserie C 5/6 volgden. In November 1968 werd de laatste C 5/6 (bedr.nr. 2969) uit dienst genomen.
Waar zijn deze locomotieven nog te zien?
Er zijn nog 4 locomotieven van de bouwserie C 5/6 bewaard gebleven.
Nog te bewonderen locomotieven van de Bouwserie C 5/6 "Elephant" | |||||
---|---|---|---|---|---|
Bedrijfsnr. | Land | Plaats | Eigendom | Website | Bijzonderheden |
C 5/6 - 2958 | Zwitserland | Sulgen | Eurovapor Lokremise Sulgen | website lokremise Sulgen | Niet bedrijfsvaardig |
C 5/6 - 2965 | Zwitserland | Luzern | Museum Verkehrshaus Luzern | website verkehrshaus Luzern | Museum loc (Niet bedrijfsvaardig) |
C 5/6 - 2969 | Zwitserland | Sulgen | Eurovapor Lokremise Sulgen | website lokremise Sulgen | Niet bedrijfsvaardig |
C 5/6 - 2978 | Zwitserland | Delémont | SBB Historic | website Rotonde Delémont | Bedijfsvaardig |
Bijzonderheden/Opmerkingen
Literatuur
Externe Verwijzingen
Diverse Stoomlocs Bouwserie C 5/6
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten
|
Modellen
|
|