Type 10: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met '<small> {| class="wikitable" style="float:right; width:24%;border color#4682B4" ! colspan="2" style= "background:#b24c4c; color:white" |'''Type 10 / HLV 10''' |- |...') |
k (→Modellen) |
||
Regel 111: | Regel 111: | ||
== Modellen == | == Modellen == | ||
− | + | {{Jocadis-type10-modellen}} | |
+ | {{Olaerts-type10-modellen}} | ||
---- | ---- |
Huidige versie van 15 mrt 2019 om 22:12
Type 10 / HLV 10 | |
---|---|
Spoorwegmij's | l'Etât Belge NMBS/SNCB |
Bedrijfsnummers | 4501–4558 1931: 1000–1048 1946: 10.001 - 10.058 |
Fabrikanten | Cockerill Anglo-Franco-Belge Saint-Léonard Zimmerman & Hanrez La Meuse FUF Haine-Saint-Pierre La Hestre Tubize |
Aantal gebouwd | 58 stuks |
Bouwjaren | 1910-1914 |
Asvorm | 2’C1’ h4 (4-6-2 "Pacific") |
Wiel diameters | Drijfwielen:Ø 198 cm Voorloop:Ø 198 cm |
Lengte loc | 21.190 mm. |
Keteldruk | 14 kg/cm2 |
Verdampingsoppervlak | 240 m2 |
Dienstgewicht | 102 t / 98 t |
Vermogen | 2250 pk |
Max.snelheid | 120 km/h |
Remmen | Handrem Druklucht rem Westinghouse rem |
Uitdienst | 1959 |
Stoomlocomotief Type 10 / HLV 10
De Type 10 stooomlocomotieven van de Chemin de fer de l'Etât Belge / Belgische Staatsspoorwegen, waren stoomlocomotieven die werden ingezet voor het sneltreinverkeer. Gedurende ongeveer 40 jaar domineerden ze de zware sneltreindiensten in België en werden onder meer ingezet op de Edelweiss Express, tussen Brussel en Luxemburg.
Ontwikkeling en Bedrijf
In het begin van de 20e eeuw ontwierp ingenieur Jean Baptiste Flamme diverse locomotief reeksen die het principe van oververhitting gebruikten. Nadat proeven waren uitgevoerd met de locomotieven van het Type 6 en Type 8, werden 4-cylinder locomotieven ontworpen van het Type 10 en Type 36. De Type 10 locomotieven waren bestemd voor het reizigersvervoer terwijl het Type 36 bestemd was voor het goederentransport. De Type 10 en Type 36 locomotieven gebruikten de nieuwste technische verfijningen die op dat moment waren ontwikkeld. Beide locomotieven hadden veel gemeen, weken alleen af van de grootte van de vuurhaard. Ten tijde van hun constructie waren ze in hun categorie de krachtigste locomotieven in Europa. De typen 10 en 36 waren gekoppeld aan 3-assige tenders met een inhoud van 24 m³.
De type 10 locomotieven werden in 2 deelseries gebouwd. De eerste serie van 29 locomotieven werden in de periode 1910-1912 gebouwd, gevolgd door een 2e serie tot 1914. De 2e serie betrof een lichtere uitvoering, bestemd voor het traject Brussel-Oostende. De Type 10 locomotieven werden door diverse fabrikanten gebouwd. De locomotieven hadden bij de Chemin de fer de l'Etât Belge de bedrijfsnummers 4501 t/m 4558.
Overzicht Fabrikanten | ||||
---|---|---|---|---|
Fabrikant | Aantal Type 10 gebouwd | |||
Anglo-Franco-Belge | 17 stuks | |||
John Cockerill | 10 stuks | |||
FUF Haine-Saint-Pierre | 4 stuks | |||
La Hestre | 5 stuks | |||
La Meuse | 7 stuks | |||
Saint-Léonard | 1 stuks | |||
Tubize | 6 stuks | |||
Zimmerman & Hanrez | 8 stuks |
Tijdens de 1e wereldoorlog wordt een groot deel van de Type 10 locomotieven naar Frankrijk geëvacueerd, maar worden daar vanwege hun hoge aslast, niet ingezet. Na de 1e wereldoorlog keren de locomotieven terug naar België. Vanaf 1922 werden ze uitgerust met dubbele schoorstenen van het type Legein en met voedingspompen van het type Davies & Metcalfe. Zeven van de Type 10 locomotieven werden in 1926 herbouwd als onderdeel van reparatiediensten in Vulkan in Hamburg en in Hanomag in Duitsland. Vanaf 1931 werden de locomotieven uitgerust met ACFI voorverwarmers, winddeflectoren en nieuwe veiligheidskleppen. Hierdoor konden de prestaties met 20% worden verhoogd, zodat de locomotieven de sterkste Europese Pacific-locomotieven waren. Hun massa nam hierdoor toe tot 115 of 112 ton en de maximale treklast van 350 tot 430 ton, na de laatste aanpassingen zelfs tot 500 ton. In 1931 kregen de nog operationele Type 10 locomotieven bij de NMBS/SNcB nieuwe bedrijfsnummers toegewezen (1000 t/m 1048). Vanaf 1938 werden de schoorstenen van Legein vervangen door Kylchap schoorstenen. Deze aanpassing werd echt bij de meeste type 10 locomotieven pas na de 2e wereldoorlog uitgevoerd.
In 1946 werden de resterende Type 10 locomotieven hernummerd bij de NMBS/SNCB en kregen de bedrijfsnummers 10.001 t/m 10.058 toegewezen.
Na de elektrificatie van de spoorlijn Namen-Luxemburg op 30 september 1956 waren de locomotieven niet meer nodig en werden ze bijna allemaal ter zijde gesteld. Slechts 5 locomotieven van het Type 10, werden ingezet voor de sneltreindiensten tussen Brussel en Bergen, evenals tussen Brussel en Doornik. Ze bleven nog in dienst tot 1959 totdat ze vervangen werden door de Diesellocomotieven en nieuwere generatie stoomlocomotieven van het Type 1.
Waar zijn deze locomotieven nog te zien?
- De locomotief 10.018, die dienst deed op de route naar Luxemburg, is bewaard gebleven en staat in het Museum Train World in Schaarbeek.
Bronnen:[1]
Verwijzingen
Intern
Extern
Diverse Stoomlocomotieven HLV 10 / Type 10
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten
|
Modellen
|
|