Pruisische G 3: verschil tussen versies
k (→Intern) |
|||
Regel 39: | Regel 39: | ||
== Ontwikkeling en Bedrijf == | == Ontwikkeling en Bedrijf == | ||
− | De eerste exemplaren van de Pruisische G 3 werden vanaf 1877 gebouwd voor de "Kanonenbahn", de Berlijnse Wetzlarer-spoorweg. Andere leveringen gingen naar verschillende nationale en particuliere (Pruisische) spoorwegondernemingen evenals naar de Pruisische Staatsspoorwegen en de Koninklijke Pruisische militaire spoorwegen. In totaal werden in de periode van 1877 t/m 1896 ongeveer 2068 locomotieven van het G 3 normale type gebouwd. De G 3 verschilde van de [[Pruisische G 4.1]] door zijn lagere keteldruk van 10 bar in vergelijking met 12 bar in de G 4.1. Vanaf 1886 werd alleen het ontwerp met de hogere keteldruk voortgezet. Sommige locomotieven werden later voorzien van nieuwe ketels met de hogere keteldruk en werden vervolgens geclassificeerd als Pruisische G 4.1. De G 3 locomotieven waren uitgerust met een tender van het Type pr 3 T 10,5. Eén van de Pruisische G 3 locomotieven kwam bij de opdeling van de Berlin-Dresdner Eisenbahn, bij de [[Königlich Sächsische Staatseisenbahnen|Saksische Staatsspoorwegen]] terecht, welke ze indeelde als [[Saksische V]] met de naam Tellkoppe. | + | De eerste exemplaren van de Pruisische G 3 werden vanaf 1877 gebouwd voor de "Kanonenbahn", de Berlijnse Wetzlarer-spoorweg. Andere leveringen gingen naar verschillende nationale en particuliere (Pruisische) spoorwegondernemingen evenals naar de Pruisische Staatsspoorwegen en de Koninklijke Pruisische militaire spoorwegen. In totaal werden in de periode van 1877 t/m 1896 ongeveer 2068 locomotieven van het G 3 normale type gebouwd. De G 3 verschilde van de [[Pruisische G 4.1]] door zijn lagere keteldruk van 10 bar in vergelijking met 12 bar in de G 4.1. Vanaf 1886 werd alleen het ontwerp met de hogere keteldruk voortgezet. Sommige locomotieven werden later voorzien van nieuwe ketels met de hogere keteldruk en werden vervolgens geclassificeerd als Pruisische G 4.1. De G 3 locomotieven waren uitgerust met een tender van het Type pr 3 T 10,5. Eén van de Pruisische G 3 locomotieven kwam bij de opdeling van de Berlin-Dresdner Eisenbahn, bij de [[Königlich Sächsische Staatseisenbahnen (K.Sächs.Sts.E.B.)|Saksische Staatsspoorwegen]] terecht, welke ze indeelde als [[Saksische V]] met de naam Tellkoppe. |
Ook andere spoorwegmaatschappijen hadden de G 3 in dienst. De [[Reichseisenbahnen in Elsaß-Lothringen]] had 37 locomotieven die ingedeeld waren als klasse C 21 t/m C 24 met de aanvankelijk de bedrijfsnummers 1212–1223 (C 21), 1224–1235 (C 22), 1236–1242 (C 23), 1243–1248 (C 24). Deze werden vanaf 1906 heringedeeld als G 3. | Ook andere spoorwegmaatschappijen hadden de G 3 in dienst. De [[Reichseisenbahnen in Elsaß-Lothringen]] had 37 locomotieven die ingedeeld waren als klasse C 21 t/m C 24 met de aanvankelijk de bedrijfsnummers 1212–1223 (C 21), 1224–1235 (C 22), 1236–1242 (C 23), 1243–1248 (C 24). Deze werden vanaf 1906 heringedeeld als G 3. | ||
Regel 49: | Regel 49: | ||
De Staatsspoorwegen van het koninkrijk Servië, Kroatië en Slovenië, de Državne železnice kraljevine Srba, Hrvata i Slovenaca (SHS), kreeg 1 locomotief welke als G 3 werd ingedeeld met het nummer 40. | De Staatsspoorwegen van het koninkrijk Servië, Kroatië en Slovenië, de Državne železnice kraljevine Srba, Hrvata i Slovenaca (SHS), kreeg 1 locomotief welke als G 3 werd ingedeeld met het nummer 40. | ||
− | In 1923 werden van de Pruisische G 3 locomotieven nog 523 exemplaren opgenomen in het bestand van de Deutsche Reichsbahn welke werden ingedeeld als bouwserie 53 <sup>70-71</sup>. Ze kregen de bedrijfsnummer 53 7001 t/m 53 7522 toegewezen. De G 3 uit Sachesen kreeg het bedrijfsnummer 53 8394. Veel van deze locomotieven werden als snel ter zijde gesteld en in 1925 waren nog slechts 157 locomotieven (bedrijfsnummers 53 7001 t/m 7157) in dienst. De ter zijde stelling van deze locomotieven vond plaats tot in 1930. | + | In 1923 werden van de Pruisische G 3 locomotieven nog 523 exemplaren opgenomen in het bestand van de Deutsche Reichsbahn welke werden ingedeeld als bouwserie 53 <sup>70-71</sup>. Ze kregen de bedrijfsnummer 53 7001 t/m 53 7522 toegewezen. De G 3 uit Sachesen kreeg het bedrijfsnummer 53 8394. Veel van deze locomotieven werden als snel ter zijde gesteld en in 1925 waren nog slechts 157 locomotieven (bedrijfsnummers 53 7001 t/m 7157) in dienst. De ter zijde stelling van deze locomotieven vond plaats tot in 1930. |
== Waar zijn deze locomotieven nog te zien? == | == Waar zijn deze locomotieven nog te zien? == |
Huidige versie van 13 okt 2019 om 07:49
Pruisische G 3 / Bouwserie 53 70-71 (DR) LBE G 2 HBE XII / HBE – Boernecke FS 271 PKP Th1 LG P3 LVD Mn SHS Nr. 40 | |
---|---|
Spoorwegmij's | K.P.St.E. |
Bedrijfsnummers | K.P.St.E.: 3101 – 3600 DR: 53 7001 – 53 7157 |
Fabrikanten | onbekend |
Aantal gebouwd | 2068 stuks |
Bouwjaren | 1877–1896 |
Uitdienst | 1925 |
Asvorm | C n2 |
Wiel diameters | Drijfwielen:Ø 133 cm |
Lengte loc | 15.176 mm |
Keteldruk | 10 kg/cm2 |
Verdampingsoppervlak | 124,8 m² |
Dienstgewicht | 38 t |
Max.snelheid | 45 km/h |
Vermogen | - kW |
Stoomlocomotief Pruisische G 3
De Pruisische G 3 locomotieven waren stoomlocomotieven van de Koninklijke Pruisische Staatsspoorwegen (K.P.St.E.), welke ingezet werden voor het goederentransport. Onder de Pruisische G 3 locomotieven werden ook 285 locomotieven geschaard die door de Pruisische Staatsspoorwegen waren overgenomen, maar enigszins afweken van de Pruisische G 3 locomotieven die de K.P.St.E. liet bouwen. De G 3 was de standaard goederenlocomotief van de Pruisische Staatsspoorwegen.
Ontwikkeling en Bedrijf
De eerste exemplaren van de Pruisische G 3 werden vanaf 1877 gebouwd voor de "Kanonenbahn", de Berlijnse Wetzlarer-spoorweg. Andere leveringen gingen naar verschillende nationale en particuliere (Pruisische) spoorwegondernemingen evenals naar de Pruisische Staatsspoorwegen en de Koninklijke Pruisische militaire spoorwegen. In totaal werden in de periode van 1877 t/m 1896 ongeveer 2068 locomotieven van het G 3 normale type gebouwd. De G 3 verschilde van de Pruisische G 4.1 door zijn lagere keteldruk van 10 bar in vergelijking met 12 bar in de G 4.1. Vanaf 1886 werd alleen het ontwerp met de hogere keteldruk voortgezet. Sommige locomotieven werden later voorzien van nieuwe ketels met de hogere keteldruk en werden vervolgens geclassificeerd als Pruisische G 4.1. De G 3 locomotieven waren uitgerust met een tender van het Type pr 3 T 10,5. Eén van de Pruisische G 3 locomotieven kwam bij de opdeling van de Berlin-Dresdner Eisenbahn, bij de Saksische Staatsspoorwegen terecht, welke ze indeelde als Saksische V met de naam Tellkoppe.
Ook andere spoorwegmaatschappijen hadden de G 3 in dienst. De Reichseisenbahnen in Elsaß-Lothringen had 37 locomotieven die ingedeeld waren als klasse C 21 t/m C 24 met de aanvankelijk de bedrijfsnummers 1212–1223 (C 21), 1224–1235 (C 22), 1236–1242 (C 23), 1243–1248 (C 24). Deze werden vanaf 1906 heringedeeld als G 3. De Lübeck-Büchener Eisenbahn (LBE) bestelde in 1888 2 exemplaren bij Schwartzkopff welke als nr. 33 Oldenburg en nr. 34 Württemberg werden ingedeeld. In 1903 werden ze ingedeeld G 2 en kregen in 1917 de bedrijfsnummers 61 en 62. De Halberstadt-Blankenburger Eisenbahn (HBE) kocht 1 locomotief van de Maschinenfabrik Esslingen welke als G 3 werd ingedeeld met het nummer XII en de naam Boernecke. De Mecklenburgischen Friedrich-Franz-Eisenbahn (MFFE) schafte in 1892 en 1894 in totaal 4 exemplaren van de G 3 aan, welke gebouwd werden door Schwarzkopff. Ze werden ingedeeld als Mecklenburgische IX en kregen de bedrijfsnummers 78, 85, 86 en 96 toebedeeld. Met de overname van de Bahnstrecke Neustrelitz–Warnemünde, werden nog 2 locomotieven van de G 3 toegevoegd en ingedeeld als Mecklenburgische IX. Deze kregen de bedrijfsnummers 354 en 355. In 1895 werden nog 2 exemplaren gebouwd en geleverd door Egestorff.Vanaf 1895 werden deze 8 locomotieven heringedeeld als G 3 en kregen de bedrijfsnummers 350 t/m 357.
Aan het eind van de 1e wereldoorlog werd als herstelbetaling 3 locomotieven afgestaan aan Italië, waar ze werden ingedeeld als FS 271 met de bedrijfsnummers 271.001 - 271.003. De Poolse PKP kreeg 123 locomotieven welke in 1926 ingedeeld werden als PKP-Th1. De Litouwse Staatsspoorwegen, Lietuvos Geležinkeliai (LG) kreeg 9 locomotieven welke daar als P3 werden ingedeeld met de bedrijfsnummers 251, 601 - 608. De Letse Staatsspoorwegen, Latvijas Valsts Dzelzsceli (LVD) kreeg 5 exemplaren welke als bouwserie Mn werden ingedeeld met de bedrijfsnummers 271 t/m 274. Ze werden nog vóór 1940 ter zijde gesteld. De Staatsspoorwegen van het koninkrijk Servië, Kroatië en Slovenië, de Državne železnice kraljevine Srba, Hrvata i Slovenaca (SHS), kreeg 1 locomotief welke als G 3 werd ingedeeld met het nummer 40.
In 1923 werden van de Pruisische G 3 locomotieven nog 523 exemplaren opgenomen in het bestand van de Deutsche Reichsbahn welke werden ingedeeld als bouwserie 53 70-71. Ze kregen de bedrijfsnummer 53 7001 t/m 53 7522 toegewezen. De G 3 uit Sachesen kreeg het bedrijfsnummer 53 8394. Veel van deze locomotieven werden als snel ter zijde gesteld en in 1925 waren nog slechts 157 locomotieven (bedrijfsnummers 53 7001 t/m 7157) in dienst. De ter zijde stelling van deze locomotieven vond plaats tot in 1930.
Waar zijn deze locomotieven nog te zien?
- De "Cöln 1100", de latere "Saarbrücken 3143" is bewaard gebleven en staat in het DB Museum in Nürnberg.
Bronnen:Wikipedia Preußische_G_3[1]
Verwijzingen
Intern
- Königlich Preußische Staatseisenbahnen (K.P.St.E.)
- Overzicht Grootspoormaterieel Königlich Preußische Staatseisenbahnen
Extern
Diverse Stoomlocomotieven Pruisische G 3
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten |
Modellen
|
|