Pruisische G 3

Uit 3rail Wiki
Versie door Treinsmurf (overleg | bijdragen) op 12 nov 2017 om 19:35 (Nieuwe pagina aangemaakt met '<small> {| class="wikitable" style="float:right; width:24%;border color#4682B4" ! colspan="2" style= "background:#b24c4c; color:white" |'''Pruisische G 3 / Bouwseri...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Pruisische G 3 / Bouwserie 53 70-71 (DR)
LBE G 2
HBE XII / HBE – Boernecke
FS 271
PKP Th1
LG P3
LVD Mn
SHS Nr. 40
Pruisische G 3
Spoorwegmij's K.P.St.E.
Bedrijfsnummers K.P.St.E.: 3101 – 3600
DR: 53 7001 – 53 7157
Fabrikanten onbekend
Aantal gebouwd 2068 stuks
Bouwjaren 1877–1896
Uitdienst 1925
Asvorm C n2
Wiel diameters Drijfwielen:Ø 133 cm
Lengte loc 15.176 mm
Keteldruk 10 kg/cm2
Verdampingsoppervlak 124,8 m²
Dienstgewicht 38 t
Max.snelheid 45 km/h
Vermogen - kW

Stoomlocomotief Pruisische G 3

De Pruisische G 3 locomotieven waren stoomlocomotieven van de Koninklijke Pruisische Staatsspoorwegen (K.P.St.E.), welke ingezet werden voor het goederentransport. Onder de Pruisische G 3 locomotieven werden ook 285 locomotieven geschaard die door de Pruisische Staatsspoorwegen waren overgenomen, maar enigszins afweken van de Pruisische G 3 locomotieven die de K.P.St.E. liet bouwen. De G 3 was de standaard goederenlocomotief van de Pruisische Staatsspoorwegen.

Ontwikkeling en Bedrijf

De eerste exemplaren van de Pruisische G 3 werden vanaf 1877 gebouwd voor de "Kanonenbahn", de Berlijnse Wetzlarer-spoorweg. Andere leveringen gingen naar verschillende nationale en particuliere (Pruisische) spoorwegondernemingen evenals naar de Pruisische Staatsspoorwegen en de Koninklijke Pruisische militaire spoorwegen. In totaal werden in de periode van 1877 t/m 1896 ongeveer 2068 locomotieven van het G 3 normale type gebouwd. De G 3 verschilde van de Pruisische G 4.1 door zijn lagere keteldruk van 10 bar in vergelijking met 12 bar in de G 4.1. Vanaf 1886 werd alleen het ontwerp met de hogere keteldruk voortgezet. Sommige locomotieven werden later voorzien van nieuwe ketels met de hogere keteldruk en werden vervolgens geclassificeerd als Pruisische G 4.1. De G 3 locomotieven waren uitgerust met een tender van het Type pr 3 T 10,5. Eén van de Pruisische G 3 locomotieven kwam bij de opdeling van de Berlin-Dresdner Eisenbahn, bij de Saksische Staatsspoorwegen terecht, welke ze indeelde als Saksische V met de naam Tellkoppe.

Ook andere spoorwegmaatschappijen hadden de G 3 in dienst. De Reichseisenbahnen in Elsaß-Lothringen had 37 locomotieven die ingedeeld waren als klasse C 21 t/m C 24 met de aanvankelijk de bedrijfsnummers 1212–1223 (C 21), 1224–1235 (C 22), 1236–1242 (C 23), 1243–1248 (C 24). Deze werden vanaf 1906 heringedeeld als G 3. De Lübeck-Büchener Eisenbahn (LBE) bestelde in 1888 2 exemplaren bij Schwartzkopff welke als nr. 33 Oldenburg en nr. 34 Württemberg werden ingedeeld. In 1903 werden ze ingedeeld G 2 en kregen in 1917 de bedrijfsnummers 61 en 62. De Halberstadt-Blankenburger Eisenbahn (HBE) kocht 1 locomotief van de Maschinenfabrik Esslingen welke als G 3 werd ingedeeld met het nummer XII en de naam Boernecke. De Mecklenburgischen Friedrich-Franz-Eisenbahn (MFFE) schafte in 1892 en 1894 in totaal 4 exemplaren van de G 3 aan, welke gebouwd werden door Schwarzkopff. Ze werden ingedeeld als Mecklenburgische IX en kregen de bedrijfsnummers 78, 85, 86 en 96 toebedeeld. Met de overname van de Bahnstrecke Neustrelitz–Warnemünde, werden nog 2 locomotieven van de G 3 toegevoegd en ingedeeld als Mecklenburgische IX. Deze kregen de bedrijfsnummers 354 en 355. In 1895 werden nog 2 exemplaren gebouwd en geleverd door Egestorff.Vanaf 1895 werden deze 8 locomotieven heringedeeld als G 3 en kregen de bedrijfsnummers 350 t/m 357.

Aan het eind van de 1e wereldoorlog werd als herstelbetaling 3 locomotieven afgestaan aan Italië, waar ze werden ingedeeld als FS 271 met de bedrijfsnummers 271.001 - 271.003. De Poolse PKP kreeg 123 locomotieven welke in 1926 ingedeeld werden als PKP-Th1. De Litouwse Staatsspoorwegen, Lietuvos Geležinkeliai (LG) kreeg 9 locomotieven welke daar als P3 werden ingedeeld met de bedrijfsnummers 251, 601 - 608. De Letse Staatsspoorwegen, Latvijas Valsts Dzelzsceli (LVD) kreeg 5 exemplaren welke als bouwserie Mn werden ingedeeld met de bedrijfsnummers 271 t/m 274. Ze werden nog vóór 1940 ter zijde gesteld. De Staatsspoorwegen van het koninkrijk Servië, Kroatië en Slovenië, de Državne železnice kraljevine Srba, Hrvata i Slovenaca (SHS), kreeg 1 locomotief welke als G 3 werd ingedeeld met het nummer 40.

In 1923 werden van de Pruisische G 3 locomotieven nog 523 exemplaren opgenomen in het bestand van de Deutsche Reichsbahn welke werden ingedeeld als bouwserie 53 70-71. Ze kregen de bedrijfsnummer 53 7001 t/m 53 7522 toegewezen. De G 3 uit Sachesen kreeg het bedrijfsnummer 53 8394. Veel van deze locomotieven werden als snel ter zijde gesteld en in 1925 waren nog slechts 157 locomotieven (bedrijfsnummers 53 7001 t/m 7157) in dienst. De ter zijde stelling van deze locomotieven vond plaats tot in 1930.

Waar zijn deze locomotieven nog te zien?

  • De "Cöln 1100", de latere "Saarbrücken 3143" is bewaard gebleven en staat in het DB Museum in Nürnberg.


Bronnen:Wikipedia Preußische_G_3[1]

Verwijzingen

Intern

Extern

Diverse Stoomlocomotieven Pruisische G 3


Bronnen, Referenties en/of Voetnoten


Modellen

Duitsland.gif
Liliput H0 modellen Pruisische G 3 / Bouwserie 53 70–71

Art.nr. Bouwserie Intro-jr. Uitvoering Besturing Tijdperk Bedrijfsnr. Bedrijf Kleur Bijzonderheden Foto
Liliput L131962 BR 53 70-71 2012- Dig.21pol. DC (2-rail) II 53 7116 DRG Zwart/Rood - -



Stoomlocomotieven: G 1 - G 2 - G 3 (BR 53.70–71) - G 41 (BR 53.76) - G 42 (BR 53.0) - G 43 (BR 53.3) - G 51 (BR 54.0) - G 52 (BR 54.2-3) - G 53 (BR 54.6) - G 54 (BR 54.8-10) - G 55 (BR 54.10, 54.12) - G 71 (BR 55.0–6) - G 72 (BR 55.7–14, 55.57) - G 73 (BR 56.0) - G 8 - G 81 (BR 55) - G 82 (BR 56.20–29) - G 83 (BR 56.1) - G 9Mallet - G 9(BR 55.23-24) - G 10 - G 12 (BR 58.10-21) - G 121 (BR 58.0) - P 0 - P 1 - P 2 - P 3 - P 31 - P 32 - P 41 - P 42 - P 6 - P 7 - P 8 (BR 38) - Pruisische P 10 (BR 39) - S 1 - S 2 - S 3 - S 4 - S 5.1 - S 5.2 (BR 13.6-8) - S 6 - S 7 - S 8 - S 9 - S 9 (Altona 561 en 562) - S 10(BR 17.0–1) - S 101 (BR 17.10–11/BR17.11-12) - S 102 (BR 17.2)- S 11 - T 0 - T 1 - T 2 - T 3 - T 4 - T 41 - T 42 - T 43 - T 5 - T 6 - T 7 - T 8 - T 9 - T 91 - T 92 - T 93 - T 10 - T 11 - T 12 - T 13Bauart Hagans - T 13 - T 131 - T 14(experimenteel) - T 14 - T 14.1 - T 15 - T 16(experimenteel) - T 16 - T 161 - T 18 - T 20
Elektrische locomotieven
(15 kV, 16,7 Hz):
ES 1-3 - ES 4 - ES 5 - ES 6 - ES 9-ES 19 - ES 51-ES 57 - EP 202-EP 208 - EP 209/210-EP 211/212 - EP 213-EP 219 - EP 235 - EP 236-EP 246 - EP 247-EP 252 - EG 501 - EG 502-EG 505 - EG 506 - EG 507-EG 508 - EG 509/510 - EG 511-EG 537 - EG 538–EG 549 - EG 551/552-EG 569/570 - EG 571-EG 579 - EG 581-EG 594 - EG 701-EG 725
Elektrische locomotieven
(3 kV, 25 Hz):
EV 1/2 - EV 3/4 - EV 5 - EV 5II - EV 6
Treinstellen (Stoom): DT 1 - DT 2 - DT 3
Treinstellen (Elektrisch): 2481/2482 - 2051/2052 - 501–530 Berlin - 531–532 Berlin - 551/552 Altona + 669/670 Altona - 671/672 Altona + 719/720 Altona - ET 831-ET 842 - ET 1001-ET 1004
Treinstellen (Accu): AT 1 - AT 2 - AT 3 - AT 7
Treinstellen (Benzine/Diesel): VT 1 (VT 151) - VT 2 (VT 152–161 / VT 1–20) - VT 21 - VT 101-VT 103