Bouwserie E 21.51
Bouwserie E 215 (DR) | |
---|---|
Spoorwegmij's | DR |
Bedrijfsnummers | E 21.51 |
Fabrikanten | LHW, Bergmann |
Aantal gebouwd | 1 stuks |
Bouwjaren | 1927 |
Uit dienst | 1966 |
Asvorm | 2'Do1' |
Lengte over de buffers | 14.940 mm |
Max.snelheid | 110 km/h |
Vermogen | 3500 kW |
Dienstgewicht | 121,9 t |
Aanvangskracht | 253 kN |
Stroomsysteem | ~ 15.000 volt 16 2/3 Hz |
Remmen | Druklucht rem |
Bouwserie E 215 (DR)
De locomotief E 21.51, was een elektrische locomotief van de Deutsche Reichsbahn. Deze prototype locomotief werd door Linke-Hofmann Werke (LHW) en Bergmann (BEW) ontwikkeld en gebouwd. De E 21.51 was een prototype locomotief met een aandrijving via een enkele as, maar waarbij de tractiemotoren hoog gemonteerd waren in plaats van tussen de wielen. Dit in tegenstelling tot andere gelijktijdig bestelde prototype locomotieven, zoals de E 15, E 16.5, E 210 en E 215
Ontwikkeling en Bedrijf
Tot 1924 waren de elektrische locomotieven bij de Deutsche Reichsbahn uitgerust stangen-aandrijving, terwijl andere spoorwegondernemingen zoals de SBB, al goede ervaringen hadden met elektrische locomotieven met een aandrijving via een enkele as. De Deutsche Reichsbahn wilde deze ontwikkeling volgen en bestelde daarom 5 prototype locomotieven met een aandrijving via een enkele as. Deze werden in 1927 en 1928 geleverd en bestonden uit de volgende prototypes:
- E 18 01 (later hernoemd naar E 15 01), met een as-indeling (1' Bo)(Bo 1')
- E 16 101 met een as-indeling 1'Do1'
- E 21 01 en E 21 02 met een as-indeling 2'Do1'
- E 21.51 met een as-indeling 2'Do1', echter met een andere aandrijving.
Van deze prototypes bleek de E 21.0 het meest succesvol en werd daarmee het voorbeeld waarop de latere bouwseries van de E 04, E 17 en E 18 werden gebaseerd.
De E 21.51 was gebouwd door BEW en LHW en was afgeleid van de E 503. Het was de meest krachtige en goedkoopste variant van de 5 prototype locomotieven. Tijdens de testperiode van de locomotieven, liep de E 21.51 al na 10.000 km schade aan de transformator op door onvoldoende koelcapaciteit. Na herstel van deze schade trad na nog eens 46.000 km te hebben gereden, schade op aan wielstellen en aan de tandraderen van de aandrijving. Tegen de tijd dat dit was verholpen, had de Deutsche Reichsbahn al gekozen voor de Kleinow-Federtopf aandrijving van de E 21 voor zijn toekomstige sneltrein-locomotieven. De E 21.51 werd vervolgens in Silezië ingezet voor de treindienst tot in 1936 de eerste locomotieven van de E 18 arriveerden. Hierna werd de locomotief ingezet voor het trekken van normale personentreinen. De rijeigenschappen bleken door de aandrijving nog steeds problemen op te leveren, vooral bij slechte baanomstandigheden, waarbij de locomotief in 1939 zelfs ontspoorde. Na een onderzoek in het testcentrum Grunewald, werden aanpassingen aan het drijfwerk voorgesteld, maar deze werden vanwege het uitbreken van de 2e wereldoorlog niet meer doorgevoerd. In plaats daarvan werd de topsnelheid van de locomotief naar beneden bijgesteld tot maximaal 75 km/h.
In 1946 werd de locomotief afgestaan aan de Sovjet Unie. Bij haar terugkeer in 1952/1953 was ze niet gerepareerd en belande in de voorraad van de Deutsche Reichsbahn tot ze in 1966 definitief ter zijde werd gesteld en in 1967 werd gesloopt.
Bronnen:
- wikipedia:DR-Baureihe_E_21_51[1]
Waar zijn deze locomotieven nog te zien?
De E 21.51 is in 1967 gesloopt.
Verwijzingen
Intern
Extern
Diverse E-locs Bouwserie E 215
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten
|
Modellen
|