Bayerische S 3/6
Bayerische S 3/6 DR: BR 18.4-5 | |
---|---|
Spoorwegmij's | K.Bay.Sts.B. DR |
Bedrijfsnummers | 18 401 – 18 434 18 441 – 18 458 18 461– 18 548 |
Fabrikanten | Maffei |
Aantal gebouwd | 159 stuks |
Bouwjaren | 1908–1931 |
Asvorm | 2'C1' h4v |
Wiel diameters | Serie a-c: Drijfwielen:Ø 187 cm Voorloop:Ø 95 cm Achter:Ø 120 cm Serie d-i: Drijfwielen:Ø 200 cm Voorloop:Ø 95 cm Achter:Ø 120 cm |
Lengte loc incl. tender | Serie a-c: 21.396 mm Serie d-e: 22.095 mm Serie k: 21.317 mm |
Keteldruk | Serie a-i: 15 kg/cm2 Serie k: 16 kg/cm2 |
Verdampingsoppervlak | Serie a-i: 197,41 m² Serie k: 194,41 m² |
Dienstgewicht | Serie a-c: 88,3 t Serie d-e: 89,5 t Serie k: 94,0 t |
Max.snelheid | 120 km/h |
Vermogen | Serie a-i: 1.300 kW Serie k: 1.350 kW |
Uitdienst | 1969 |
Stoomlocomotief Bayerische S 3/6
De Bayerische S 3/6 is een 4-cilinder stoomlocomotief gebouwd door de firma Maffei gebouwd voor de Königlich Bayerische Staatseisenbahnen (K.Bay.Sts.B.) en later ook voor de Deutsche Reichsbahn. De locomotieven werden ingezet voor de sneltreindiensten. Bij de Deutsche Reichsbahn werd deze locomotief ingedeeld als Bouserie 18.4-5. De locomotieven met hun as-indeling 2'C1' (ook wel Pacific genoemd), zijn over een periode van 25 jaar gebouwd in diverse subseries. waarvan er in totaal 159 gebouwd zijn
Ontwikkeling en Bedrijf
De Bayerische S 3/6 is door de ingenieurs Anton Hammel en Heinrich Leppl van de firma Maffei, ontwikkeld en was een doorontwikkeling van de Badische IV f. De S 3/6 is ontworpen met een viercilindermengsel motor met aandrijving naar de tweede koppelingsas. Er werden in totaal 159 exemplaren gebouwd en geleverd, waarvan 89 stuks (serie a t/m i) werden aangekocht door de Beierse Staatsspoorwegen (K.Bay.Sts.B.) en 70 stuks (serie K t/m O) door de Deutsche Reichsbahn Gesellschaft (DRG).
In navolging van de S 3/6 bouwde Maffei aanvullende Pacific locomotieven voor andere spoorwegondernemingen, zoals de CFR-Bouwsere 231 voor Roemenië, waarvan in de periode 1913-1923 90 exemplaren werden gebouwd; en vier breedspoor Pacific's (nummers 877-880) voor het Spaanse Compañía de los ferrocarriles de Madrid, welke in 1913 werden gebouwd. De ervaringen van de S 3/6 werden ook meegenomen met de bouw van de Badische IV h, wat de laatst gebouwde "Pacific" locomotief was die door Maffei werd gebouwd.
S 3/6 serie a t/m c
De Bayerische S 3/6 serie a t/m c werden in de periode 1908-1923 gebouwd en hadden drijfwielen met een diameter van 1.870 mm. In totaal werden 23 exemplaren van deze serie gebouwd, welke voorzien waren van een kolentender van het type : bay 2'2' T 26,2.
S 3/6 serie d t/m e
In 1912 werden 18 exemplaren van de serie d en e gebouwd met drijfwielen met een diameter van van 2000 mm. Hierdoor konden de locomotieven langere tijd op hun topsnelheid van 120 km/h rijden zonder de viercilindermengselmotor onnodig te belasten. Deze serie was dan ook specifiek bedoeld voor de sneltrein op de relatief vlakke en lange routes tussen München-Augsburg-Neurenberg, München-Würzburg en München-Regensburg. Afwijkend van de andere locomotieven hadden de serie d en e zowel hoge als lage druk cilinders met dezelfde zuigerslag. De locomotieven waren voorzien van een grotere tender van het type: bay 2'2 T 32,5
S 3/6 serie f
Van de serie f zijn maar 3 exemplaren gebouwd in 1913. De locomotieven waren nauwelijks te onderscheiden van de serie a t/m c.
S 3/6 serie g
In 1914 werden 10 exemplaren van de serie g ontwikkeld en gebouwd voor de trajecten in de Pfalz. Deze locomotieven waren 150 mm. korter zodat ze op de 19 meter lange draaischijven in de Pfalz pasten. Deze serie locomotieven kregen bij de Deutsche Reichsbahn de bedrijfsnummers 18 425 t/m 18 434 toegewezen.
S 3/6 serie h t/m i
Tijdens de 1e wereldoorlog (periode 1914 t/m 1918) werden 35 exemplaren van de serie h t/m i gebouwd. Het waren de laatste S 3/6 locomotieven die nog door de Bayerische Staatsbahn (K.Bay.Sts.E.) werden aangeschaft.
Aan het eind van de 1e wereldoorlog moesten 19 exemplaren van de Bayerische S 3/6 worden afgestaan aan Frankrijk en België. De overige S 3/6 locomotieven werden ingedeeld bij de Deutsche Reichsbahn en kregen daar in 1926 de bedrijfsnummers 18 401 t/m 434, 18 441 t/m 458 en 18 461 t/m 478 toegewezen.
S 3/6 serie k
In 1923 en 1924 leverde Maffei in totaal 30 exemplaren van de serie k. Deze werden geleverd met de Beierse locomotief nummers 3680 t/m 3709 en kregen pas in 1926 de bedrijfsnummers 18 479 t/m 18 508 toebedeeld. Ze verschilden ten opzic hte van de vorige serie, vooral door een iets grotere oververhitter en visueel door een cabine zonder windschermen. De zijwanden, evenals de cabinevensters wareb afgeschuind.
S 3/6 serie l t/m o
In 1927 werden 12 exemplaren afgeleverd van de serie l (bedrijfsnummers: 18 509 t/m 18 520). In 1927/28 volgde de serie m met 8 exemplaren (bedrijfsnummers 18 521 t/m 18 528). Vergeleken met de serie k was de oververhitter weer iets groter; Bovendien werd de diameter van de HD-cilinder verhoogd van 425 mm naar 440 mm. Verschillende locomotieven uit de serie m werden aan de Bw Wiesbaden geleverd om hoogwaardige treinen te bespannen. Van de 20 geplande locomotieven van de serie n, kon het bedrijf Maffei slechts twee exemplaren (18 529 en 18 530) leveren voordat ze failliet gingen. Henschel nam de taak over en leverde in 1930/1931 de overige 18 locomotieven af als een serie o (18 531 t/m 18 548). De laatste 11 locomotieven van deze serie ontvingen een nieuw ontwikkelde tender van het type: 2'2 'T 31.7.
In de jaren 50 werden 30 exemplaren van de S 3/6 omgebouwd en voorzien van een nieuwe ketel en verbrandingskamer. Bovendien kregen de locomotieven nieuwe cabines. Tussen 1953 en 1957 werden deze omgebouwde locomotieven bij de Deutsche Bundesbahn in gebruik genomen en ingedeeld als Bouwserie 18.6 en kregen de bedrijfsnummers 18 601 t/m 18 630 toebedeeld. Ze werden ingezet op de sneltreindiensten en werden gestationeerd in Darmstadt, Hof, Regensburg, het centraal station van Neurenberg, Lindau en Ulm.
Waar zijn deze locomotieven nog te zien?
Er zijn 5 locomotieven van de Bayerische S 3/6 bewaard gebleven.
- Loc 18 427 is bewaard gebleven en in het bezit van de Deutsche Gesellschaft für Eisenbahn Geschichte (DGEG) en bevindt zich in het museum Lokwelt in Freilassing.
- Loc 18 451 is bewaard gebleven en in het bezit van het Deutsches Museum (DM) in München.
- Loc 18 478 is bewaard gebleven en in het bezit van het Bayerische Eisenbahn Museum (BEM) in Nördlingen.
- Loc 18 505 is bewaard gebleven en in het bezit van de Deutsche Gesellschaft für Eisenbahn Geschichte (DGEG) en bevindt zich in het Eisenbahn-museum in Neustadt a/d Weinstrasse.
- Loc 18 528 is bewaard gebleven en staat als monument bij het Werksmuseum in Allach.
Bronnen:[1]
Verwijzingen
Intern
Extern
Diverse Stoomlocomotieven Bayerische S 3/6
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten |
Modellen
|
|
|