Bouwserie E 69/169
Baureihe E 69 / 169 | |
---|---|
Spoorwegmij's | LAG, DB |
Bedrijfsnummers | LAG 1, vanaf 1936: E 69 01 LAG 2, vanaf 1936: E 69 02 LAG 3, vanaf 1936: E 69 03 LAG 4, vanaf 1936: E 69 04 LAG 5, vanaf 1936: E 69 05 |
Fabrikanten | Krauss / Siemens |
Aantal gebouwd | 5 stuks |
Bouwjaren | E 69 01: 1906 E 69 02: 1909 E 69 03: 1912 E 69 04: 1934 E 69 05: 1930 |
Asvorm | Bo |
Lengte over de buffers |
E 69 01: 7500 mm |
Vermogen |
E 69 01: 145 kW, vanaf 1935: 206 kW |
Dienstgewicht |
E 69 01: 23,5 t |
Stroomsysteem | 5500 volt 16 Hz, vanaf 1954 werd overgeschakeld op 15.000 volt 16 2/3 Hz |
Uit dienst |
E 69 01: 1950 |
Elektrische locomotief E 69
De Baureihe E 69/169 bestaat in totaal uit slechts vijf exemplaren. Opvallend voor zo’n kleine serie is dat de locs daarbij onderling ook nog eens flink van elkaar verschillen voor wat betreft het uiterlijk en de techniek. Alleen de E 69 02 en 03 onderscheiden zich slechts in details van elkaar. Omdat de locs aan het begin van de vorige eeuw gemaakt werden, hebben ze jarenlang tot de meest oude E-locs in het actieve bestand van de 'Deutsche Bundesbahn' behoord.
Ontwikkeling en Bedrijf
De vijf locs zijn onlosmakelijk verbonden met de lijn Murnau-Oberammergau in Beieren. In 1900 werd deze 24 km lange lijn door de 'Aktiengesellschaft Elektrizitätswerke' geopend. Maar na slechts een jaar ging de maatschappij al failliet vanwege de economische crisis en grote technische problemen. Voor de lijn had men namelijk gekozen voor draaistroom, een techniek die op dat moment nog niet goed uitvoerbaar was. De 'Bayerische Staatbahn' nam de lijn over en probeerde er een nieuwe koper voor te vinden. In 1904 werd de 'Localbahn Aktiengesellschaft' (LAG) de nieuwe eigenaar. Na overleg met Siemens werd nu gekozen voor éénfase wisselstroom. Volgens berekeningen zou dit efficiënter zijn op de heuvelachtige lijn dan de gebruikelijke gelijkstroom, die tot dan toe werd gebruikt bij de Duitse spoorwegmaatschappijen. Nadat de eerste treinstellen reden, wilde de LAG ook goederen gaan vervoeren. Daarvoor werd in 1905 een kleine twee-assige locomotief besteld, de LAG 1. De loc reed in 1906 zijn eerste ritten en voldeed prima in de praktijk. Vanwege het succes van deze eerste loc, werden in 1909 en 1912 al twee nieuwe locs in bedrijf genomen. De LAG 2 en LAG 3 gingen de treinstellen vervangen, die tot dan toe het reizigersvervoer hadden gedaan. De nieuwe locs leken weliswaar op de LAG 1, maar waren sterker en ook in technisch opzicht anders.
Toen door een zwaar treinongeluk in 1921 de LAG 1 en 2 maandenlang buiten bedrijf kwamen te staan, moest er maar snel een vierde loc komen. Er werd teruggegrepen op een gedeelte van een experimentele loc van Siemens, waardoor de LAG 4 er apart uit kwam te zien: een lange voorbouw met aan het einde een cabine. De loc voldeed niet echt goed en werd daarom na een aantal jaren terzijde gesteld. Als vervanger werd in 1930 een vijfde loc aangeschaft (de LAG 5), die met 605 kW weer een stuk sterker was. Omdat er toch behoefte was aan nog een loc, werd de LAG 4 in 1934 omgebouwd. De loc kreeg ondermeer een nieuw uiterlijk, waardoor ze meer op de andere locs leek.
In 1936 werd de LAG overgenomen door de staat en zo kwamen de 'Oberammergau Bahn' en de vijf locs terecht bij de 'Deutsche Reichsbahn'. De locs kregen toen ook een nieuwe bouwserienaam: E 69. Kort voor de Tweede Wereldoorlog, die de locs overigens zonder problemen overleefden, werden de 01, 02 en 03 gemoderniseerd en kregen sterkere motoren.
Omdat de 'Oberammergau Bahn' nog over een apart stroomsysteem beschikte, werd in 1954 de lijn aangepast aan de rest van Duitsland: 15000 volt en 16 2/3 hz. Om de locs nog verder te kunnen gebruiken, besloot de 'Bundesbahn' om de 02, 03, 04 en 05 om te bouwen. Voor de 01 kwam echter het einde: de loc werd terzijde gesteld en als monument in München neergezet. In de jaren tachtig kreeg de loc een mooi plekje in het 'Deutsche Museum' in München om in 2006 naar Freilassing te verhuizen, waar de nieuwe treinafdeling van het museum werd opgezet.
De 02 en 03 gingen in 1955 voor enkele jaren naar Heidelberg om daar rangeerwerk te verrichten. Pas in 1964 werden ze weer herenigd met de twee andere locs op hun oude stamlijn. Toen de 03 in 1977 zware motorschade opliep, werd besloten om de 04 als donorloc te gebruiken. De 03 werd gerepareerd en de 04 werd uit bedrijf genomen.
De modernere BR 141-locs namen in de jaren daarna steeds meer diensten over van de overgebleven drie locjes. Pas aan het begin van de jaren tachtig kwam het definitieve einde van hun actieve dienst. In 1981 werd de 05 uit bedrijf genomen, waarna in 1982 de 02 en 03 volgden. De locs kregen echter steeds weer opnieuw aanpassingen en onderhoud om ze rijdend te houden, zodat ze sindsdien als museumlocs nog te zien zijn.
Bronnen:
Waar zijn deze locomotieven nog te zien?
Gelukkig zijn alle vijf de locs bewaard gebeleven. De 02, 03 en 05 zijn zelfs nog inzetbaar en duiken regelmatig op bij lokparades.
De E 69 01 staat in de Lokwelt Freilassing.
De E 69 02 heeft een plekje gekregen in het DB Museum in Nürnberg.
De E 69 03 is te zien in het DB Museum Koblenz.
De E 69 04 staat als monument voor het station in Murnau.
De E 69 05 is eigendom van de Bayerischer Localbahn Verein. De loc bevindt zich in het Bw Landshut.
Literatuur
- DB Museum Koblenz: 100 Jahre E 69 03. 1912-2012, Koblenz 2012
- Bernd Mühlstraßer: Die Baureihe E 69, EK-Verlag 2005
Externe Verwijzingen
Diverse E-locs Baureihe E 69
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten |
Modellen
|
|
|
|
|