Bouwserie E 71
Pruisische EG 511 - 537 Bouwserie E 71.1 | |
---|---|
Spoorwegmij's | DR |
Bedrijfsnummers | EG 511 - EG 537 E 71 01 - E 71 37 |
Fabrikanten | AEG |
Aantal gebouwd | 27 stuks |
Bouwjaren | 1914-1921 |
Uit dienst | 1930-1959 |
Asvorm | B'B' |
Lengte over de buffers | 11.600 mm |
Max.snelheid | 50 km/h na ombouw 1932: 65 km/h |
Vermogen | 780 kW |
Dienstgewicht | 64,9 t |
Aanvangskracht | - kN |
Stroomsysteem | ~15000 volt /16,7 Hz |
Remmen | - |
Elektrische locomotief E 71.1
De locomotieven van de Pruisische EG 511 t/m EG 537 zijn 2-motorige elektrische locomotieven van de Pruisische Staatsbahn (K.P.Sts.E.) welke bestemd waren voor het goederentransport op de geëlektrificeerde lijnen in midden Duitsland. In 1920 werden de locomotieven bij de Deutsche Reichsbahn en werden in 1926 ingedeeld als bouwserie E 711. De locomotieven hadden vanwege hun uiterlijk ook wel de bijnaam "Krokodil" en "Glettiise" (dialect voor Bügeleisen).
Ontwikkeling en bedrijf
Met de elektrificering van de Pruisische Staatsbahn in 1913, werden voor het traject Magdeburg-Dessau-Leipzig-Halle 18 elektrische locomotieven besteld bij AEG. De eerste locomotief (EG 511) werd in 1914 geleverd. In hetzelfde jaar volgden de locomotieven EG 512 en EG 513. Vanwege het uitbreken van de 1e wereldoorlog liep de verdere levering evenals het elektrificeren van het traject vertraging op, waardoor de reeds geleverde locomotieven werden verplaatst naar Silesië en werden in Bw Nieder Salzbrunn gestationeerd. In 1920 werden de EG 514 t/m EG 516 geleverd welke tevens in Silesië werden gestationeerd. De locomotieven werden ingezet op het traject naar Gottesberg, Halstadt en Königszelt. De rest van de locomotieven werden in 1921 geleverd en werden verdeeld over Bitterfeld, Roßlau en Leipzig-Wahren, van waaruit ze het goederenverkeer over de geëlektrificeerde trajecten in midden-Duitsland vervulden. Door een ongeluk werd de EG 512 ter zijde gesteld. In 1924 werden de locomotieven bij de Deutsche Reichsbahn in gebruik genomen en werden ze ingedeeld als bouwserie E 711 en kregen de bedrijfsnummers E 71 11 t/m E 71 37 (met uitzondering van E 71 12, die gereserveerd bleef voor de ter zijde gestelde EG 512). Met de komst van de locomotieven van de bouwserie E 75, werd de inzet van de E 77 locomotieven minder. In 1928 werd een deel van de locomotieven verhuisd naar Bw Basel om ingezet te worden op de Wiesen- en Wehratalbahn. In 1932 werden de eerste locomotieven van de bouwserie E 77 ter zijde gesteld. Na de aansluiting met Oostenrijk, werden 5 locomotieven verplaatst naar Bw Schwarzach-St. Veit. In 1936 werd loc E 71 36 ter zijde gesteld, in 1937 de E 71 20, in 1938 de E 71 16 en in 1939 de E 71 24.
Na de 2e wereldoorlog verbleven 2 locomotieven in Oostenrijk, 6 locomotieven werden ondergebracht bij de Deutsche Bundesbahn en 1 bij de Deutsche Reichsbahn in de DDR. In 1947 werden de 2 exemplaren die in Oostenrijk verbleven, omgeruild met 2 locomotieven van de Bouwserie E 33 en werden de E 71's in Basel gestioneerd. De E 71 30 van de Deutsche Reichsbahn werd in 1946 aan de Sovjet Unie afgestaan. De loc kwam in 1952 weer terug. Bij de Deutsche Bundesbahn (DB) werden de E 71's ingezet op de Wiesen- en Wehratalbahn, waar ze tot eind jaren '50 werden ingezet voor het goederentransport totdat ze vervangen werden door de locomotieven van de bouwserie E 32. In 1958 werd de laatste E 71 bij de DB ter zijde gesteld.
Bronnen:
- wikipedia : Preußische_EG_511_bis_EG_53[1]
Kleurvarianten
Vanaf fabriek werden de locomotieven in een
Waar zijn deze locomotieven nog te zien?
- Loc E 71 19 is bewaard gebleven en staat in het DB-museum in Koblenz-Lützel.
- Loc E 71 28 is bewaard gebleven en staat in het Deutschen Technikmuseum in Berlijn.
- Loc E 71 30 is bewaard gebleven en staat in het Verkehrsmuseum Dresden.
Verwijzingen
Intern
Extern
Diverse E-locs Bouwserie E 71.1
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten |
Modellen
|