Badense IV f
Badense IV f BR 18.2 (DRG) | |
---|---|
Spoorwegmij's | Großherzoglich Badischen Staatsbahn Deutsche Reichsbahn (DR) |
Bedrijfsnummers | 751–765, 833–852 18 201 18 211 – 18 217 18 231 – 18 238 18 251 – 18 256 |
Fabrikanten | Maffei MBG Karlsruhe |
Aantal gebouwd | 35 stuks |
Bouwjaren | 1907–1913 |
Asvorm | 2'C1' h4v |
Wiel diameters | Drijfwielen: Ø 180 cm Voorloop: Ø 99 cm Achter: Ø 120 cm |
Lengte loc incl. tender | 21.121 mm |
Keteldruk | 16 kg/cm2 |
Verdampingsoppervlak | 208,72 m² |
Dienstgewicht | 88,30 t / 89,70 t / 88,60 t |
Max.snelheid | 100 km/h |
Vermogen | 1.770 PSi |
Uitdienst | 1930 |
Stoomlocomotief Badense VI f
De Badense IV f locomotieven van de Großherzoglich Badische Staatseisenbahnen (Bad.StB.) waren sneltreinlocomotieven met een as-indeling 2'C1' (Pacific). Bij de Deutsche Reichsbahn werden de locomotieven later aangeduid als bouwserie 18.2. Het waren de eerste Pacific-locomotieven in Duitsland en de tweede in Europa na de reeks 4500 van de Paris-Orléans spoorwegen die een paar maanden eerder werd geproduceerd.
Ontwikkeling en Bedrijf
Al in 1905 had Maffei de aanbesteding gewonnen voor de bouw van een nieuwe locomotief voor de Badische Staateisenbahnen. De voorbereiding van de plannen werden echter uitgesteld tot 1907. Tussen 1907 en 1913 werden de locomotieven gebouwd in 4 series. De eerste 3 locomotieven werden gebouwd door Maffei, de resterende 32 locomotieven door MBG Karslruhe.
Omdat de locomotieven zowel op de vlakke Rijndalroute als in het bergachtige landschap van het Odenwald en de Zwarte Woud-spoorlijn moesten worden ingezet, hadden de wielen een diameter van 180 cm. Hierdoor bleken ze voor het geplande bedrijf van de Rijndal route, minder geschikt te zijn. De korte aandrijfwiel diameter voor snelheidslocomotieven leidde tot relatief hoge snelheden. Deze resulteerden in een grotere belasting van de locomotief, waardoor deze vaak schade opliep. Voor de opvolger, de Badense IV h werd daarom een aandrijfwiel diameter van 210 cm gekozen. De Badense IV f locomotieven waren in staat om op een vlak traject een trein van 460 ton met 110 km/h te trekken en een trein van 194 ton met een hellingspercentage van 16,3 ‰ behaalden ze nog een snelheid van 55 km/h.
In 1925 nam de Deutsche Reichsbahn slechts 22 van de 35 locomotieven over, waar ze werden ingedeeld als bouwserie 18.2. De locomotieven werden omgenummerd en kregen de bedrijfsnummers 18 201, 18 211 t/m 18 217, 18 231 t/m 18 238 en 18 251 t/m 18 256 toebedeeld. In 1930 werden de locomotieven bij de Deutsche Reichsbahn ter zijde gesteld.
Waar zijn deze locomotieven nog te zien?
- Helaas zijn alle exemplaren van de Badense IV f gesloopt.
Bronnen:[1]
Verwijzingen
Intern
Extern
Diverse Stoomlocomotieven Badense IV f
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten
|
Modellen
|
Grootspoor rijdend materieel Großherzoglich Badische Staatseisenbahnen (Bad.StB.)
|
Spoorwegmaatschappijen Duitse Keizerrijk
|