Badense IV e: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met '<small> {| class="wikitable" style="float:right; width:24%;border color#4682B4" ! colspan="2" style= "background:#b24c4c; color:white" |'''Badense IV e<br/>BR 38.<s...') |
k (→Intern) |
||
Regel 62: | Regel 62: | ||
== Verwijzingen == | == Verwijzingen == | ||
=== Intern === | === Intern === | ||
− | * | + | * [[Großherzoglich Badische Staatseisenbahnen (Bad.StB.)]] |
+ | * [[Overzicht Grootspoor Materieel Großherzoglich Badische Staatseisenbahnen]] | ||
=== Extern === | === Extern === |
Huidige versie van 11 okt 2019 om 15:59
Badense IV e BR 38.70(DR) ETAT-Baureihe 230.901 - 913 PKP-Baureihe Ok101 | |
---|---|
Spoorwegmij's | Großherzoglich Badischen Staatsbahn |
Bedrijfsnummers | 18…356, 552–556, 575–595, 622–628, 664–690 DR:38 7001–7007, 38 7021–7025, 38 7031–7034, 38 7041–7046, 38 7061–7073 |
Fabrikanten | EMG Mühlhausen MBG Karlsruhe |
Aantal gebouwd | 83 stuks |
Bouwjaren | 1894–1901 |
Asvorm | 2'C n4v |
Wiel diameters | Drijfwielen: Ø 160 cm Voorloop: Ø 85 cm |
Lengte loc incl. tender | 17.590 mm (T15)(Obermayer) 17.520 mm (T15)(Weisbrod) |
Keteldruk | 13 kg/cm2 |
Verdampingsoppervlak | 128,45 m² (Willhaus) 125,93 m² (Weisbrod) |
Dienstgewicht | 58,3 t (Weisbrod) 56,7 t (Willhaus) |
Max.snelheid | 75 km/h (Willhaus, Weisbrod) 90 km/h (Obermayer) |
Vermogen | 778 – 811 PSi (Weisbrod) |
Uitdienst | 1932 |
Stoomlocomotief Badense IV e
De Badense IV e locomotieven van de Großherzoglich Badische Staatseisenbahnen (Bad.StB.) werden ingezet als sneltrein en personentrein bij de Badische spoorwegen. Bij het reorganisatieplan van de Deutsche Reichsbahn in 1923, werden de locomotieven ingedeeld als bouwserie 38.70.
Ontwikkeling en Bedrijf
Het Badense spoorwegnetwerk vereiste snelle locomotieven met grote aandrijfwielen voor de vlakke trajecten in de Rijnvallei, maar ook krachtige locomotieven die konden worden ingezet op de bergachtige stijle trajecten in het Zwarte Woud. Dat hield in dat de gebruikelijke constructie van een locomotief met 2 gekoppelde assen, niet geschikt zou zijn. Hermann Esser liet in samenwerking met Alfred de Glehn een locomotief ontwerpen bij EMG, welke geschikt was om zowel als sneltrein voor de vlakke trajecten als personentrein voor het Zwarte Woud ingezet te worden. In 1894 werd het eerste exemplaar door EMG gebouwd en geleverd. In 1985 volgden nog 7 exemplaren, geboud door EMG. Hierna nam de Machinenbau Gesellschaft Karslruhe (MBG Karlsruhe) de bouw van de Badense IV e over en leverde aanvullende nog 75 exemplaren in 5 series.
De Badense IVe bewees zijn waarde vooral in de sneltrein en passagierstrein dienst op de steile trajecten van het Zwarte Woud, die haar de reputatie van de "Zwarte Woud-locomotief" opleverde. Daarentegen werd de Badense locomotief ook veel ingezet op de vlakke trajecten in het Rijndal tussen Mannheim, Basel en Straatsburg. Het was daarmee een universele locomotief voor het personenvervoer bij de Badense Staatsspoorwegen.
In 1914 waren alle exemplaren van de Badense IV e nog onderdeel van het bestand van de Badische Staatsbahn. In de sneltreindiensten werden ze vanaf 1903 vervangen door de locomotieven van de Badense II d en Badense IV f. In de nasleep van de 1e wereldoorlog werden 8 exemplaren van de Badense IV afgestaan aan het Duitse leger voor militaire doeleinden. Twee locomotieven hiervan, werden toegewezen aan het militaire directoraat van de spoorwegen in Warschau. Na de oprichting van Polen werden deze twee locomotieven voorlopig P8Bd - "P8" genoemd vanwege dezelfde as-indeling als de Pruisische P 8 met als afbakening "Bd" voor Baden - overgenomen van de autoriteiten. Met de definitieve indeling bij de PKP kregen ze de bedrijfsnummers Ok101-1 (WerkNr. MGK 1400/1895) en Ok101-2 (MGK 1491/1898). Bij de PKP werden deze locomotieven in 1924 en 1926 alweer ter zijde gesteld.
Dertien locomotieven werden afgestaan aan Frankrijk in verband met de wapenstilstand van Compiègne. Deze werden bij de ETAT ingedeeld als ETAT-230 met de bedrijfsnummers 230.901 t/m 230 913. Twee locomotieven werden afgestaan aan België en werden bij de SNCB/NMBS ingedeeld met de bedrijfsnummers 6118 en 6176. Deze werden bij de NMBS in 1924 ter zijde gesteld. Vier exemplaren van de Badische IV e worden afgeschreven wegens oorlogsschade.
In het voorlopig nummerplan van de Deutsche Reichsbahn werden nog 62 locomotieven van de Badense IV e genoteerd als bouwserie 38.70 In het definitieve hernominatieplan in 1925 werden echter nog maar 35 exemplaren ingedeeld en hernummerd. De volgende bedrijfsnummers werden toegekend: 38 7001 t/m 38 7007 (badense IVe2), 38 7021 t/m 38 7025 (badense IVe3), 38 7031 t/m 38 7034 (badense IVe4), 38 7041 t/m 38 7046 (badense IVe5) en 38 7061 t/m 38 7073 (Badense IVe6). De locomotieven werden allemaal ontmanteld in november 1932.
In september 1936 werd de overgebleven 38 7001 opengesneden in de RAW Durlach en opgenomen in de museum collectie, om vanaf dan te dienen als een studie object van de technische universiteit in Karlsruhe. Het museum is tijdens de Tweede Wereldoorlog platgebrand, maar het versneden en vrij goed bewaard gebleven museumstuk werd pas in 1951 gesloopt.
Waar zijn deze locomotieven nog te zien?
- Alle locomotieven van de Badense IV e zijn helaas verschroot.
Bronnen:[1]
Verwijzingen
Intern
- Großherzoglich Badische Staatseisenbahnen (Bad.StB.)
- Overzicht Grootspoor Materieel Großherzoglich Badische Staatseisenbahnen
Extern
Diverse Stoomlocomotieven Badense IV e
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten
|
Modellen
- Er zijn nog geen H0-modellen bekend van de Badense IV e.
Grootspoor rijdend materieel Großherzoglich Badische Staatseisenbahnen (Bad.StB.)
|
Spoorwegmaatschappijen Duitse Keizerrijk
|