Donderbus rijtuig: verschil tussen versies
k (Treinsmurf heeft de pagina Donderbus rijuig hernoemd naar Donderbus rijtuig zonder een doorverwijzing achter te laten: typo) |
|||
Regel 22: | Regel 22: | ||
== Donderbus rijtuigen == | == Donderbus rijtuigen == | ||
− | De naam Donderbus (Donnerbüchse) verwijst naar de tweeassige rijtuigen van de Deutsche Reichsbahn, welke in de periode 1921 t/m 1931 werden gebouwd en welke bestonden uit een ijzeren of stalen constructie. De naam is gebaseerd op de voertuigen vanwege het | + | De naam Donderbus (Donnerbüchse) verwijst naar de tweeassige rijtuigen van de Deutsche Reichsbahn, welke in de periode 1921 t/m 1931 werden gebouwd en welke bestonden uit een ijzeren of stalen constructie. De naam is gebaseerd op de voertuigen vanwege het rumoerige geluid die werd veroorzaakt door de ijzeren en stalen constructie en gebrek aan geluidsisolatie. De directe voorgangers van deze rijtuigen kregen tevens de aanduiding "Donnerbüchse" ondanks hun houten constructie. |
=== Ontwikkeling en bedrijf === | === Ontwikkeling en bedrijf === |
Versie van 15 apr 2020 20:23
Donderbus rijuig ("Donnerbuchse") | |
---|---|
Type(n) | Hout: Di-21c, Di-21, Di-21a IJzer: Bi-21, BCi-21, BDi-21, Ci-21, Di-21b Staal: Di-26, Di-27, BCi-28, Ci-28, CDi-28, Bi-29, BCi-29, Ci-29, Ci-30 Bagage: Pwi-23, Pwi-27, Pwi-28, Pwi-29, Pwi-30, Pwi-31 |
Spoorwegmij's | DB |
Fabrikant | Diverse |
Aantal gebouwd | Personenwagens: 8255 stuks Bagagewagens: 917 stuks |
Bouwjaren | 1921-1931 |
Asvorm | 2-assig |
Lengte over de buffers | 13.920 mm (Bi-29: 14.040 mm) |
Uit dienst | 1979 |
Donderbus rijtuigen
De naam Donderbus (Donnerbüchse) verwijst naar de tweeassige rijtuigen van de Deutsche Reichsbahn, welke in de periode 1921 t/m 1931 werden gebouwd en welke bestonden uit een ijzeren of stalen constructie. De naam is gebaseerd op de voertuigen vanwege het rumoerige geluid die werd veroorzaakt door de ijzeren en stalen constructie en gebrek aan geluidsisolatie. De directe voorgangers van deze rijtuigen kregen tevens de aanduiding "Donnerbüchse" ondanks hun houten constructie.
Ontwikkeling en bedrijf
Na de 1e wereldoorlog had de Deutsche Reichsbahn te kampen met een groot tekort aan rijtuigen. Vanaf 1921 werden dan ook nieuwe standaard personenrijtuigen aangeschaft. Hoewel het ontwerp van deze nieuwe rijtuigen een beplating van ijzer aangaf, konden de meeste fabrieken hun productie niet onmiddellijk ombouwen, zodat het overgrote deel van de rijtuigen uit de eerste leveringen nog steeds met een houten wagenbak werden gemaakt. Tussen 1921 en 1923 werden 90 ijzeren en 2639 houten rijtuigen in dienst gesteld. Terwijl de rijtuigen met een houten constructie uitsluitend als 4e klasse rijtuigen werden gebouwd, werden van de rijtuigen met ijzeren constructie 2e, 2e/3e, 3e, 4e en zelfs 2e/4e klasse rijtuigen geleverd.
In 1927/28 volgden verschillende aanbestedingsprogramma's waar nog eens 517 volledig stalen rijtuigen van de 4e klasse werden gebouwd. In de periode van 1928 t/m 1930 werden in totaal 5009 rijtuigen van de 2e/3e klasse, 3e klasse, 3e/4e klasse en 4e klasse rijtuigen gebouwd. In 1930 waren meer dan 8250 rijtuigen in gebruik genomen. De rijtuigen van de 4e rijtuigklasse, die aanvankelijk overwegend werden gebouwd, werden bij de afschaffing van de 4e klasse in 1928, voor het eerst omgebouwd tot rijtuigen van de 3e klasse.
Afgezien van tijdelijke personenrijtuigen (MCi) en bijwagens van de railbussen, waren de Donnerbüchsen de laatste nieuw aangeschafte tweeassige passagiersrijtuigen en laatste standaardrijtuigen met open platforms in Duitsland.
Naast de personenrijtuigen werden tussen 1923 en 1931 917 Pwi-bagagerijtuigen van een vergelijkbaar ontwerp gebouwd.
In 1930 en 1934 werden 25 exemplaren van de Cid-21-rijtuigen uitgerust met eenvoudige postcompartimenten en werden ingedeeld als type CPostid-22/30 en CPostid-21/34.
Bij DB werden de originele houten banken voor passagiers vervangen door gestoffeerde banken. Met de afschaffing van de internationale oude 1e klasse op 3 juni 1956 (overgang van het drieklassen systeem naar het tweeklassensysteem), werden de B- en C-wagens opnieuw ingedeeld als A- en B-wagens.
In 1951 werden enkele Ci-rijtuigen omgebouwd tot controlewagens (CPwif) voor stoomlocomotieven. Hiervoor werd aan de ene kant een bestuurderscabine geïnstalleerd, kregen ze een rode kleurstelling en een extra bagageruimte.
De terzijde stelling van de Donderbus rijtuigen startte begin jaren 1960, maar velen werden nog steeds omgebouwd tot bouwtreinrijtuigen en als zodanig gebruikt. De Deutsche Bundesbahn gebruikte de Donderbus rijtuigen tot eind jaren 70 in het personenvervoer. Op veel museumspoorwegen worden de donderbusrijtuigen nog steeds gebruikt.
Donderbussen met houten constructie
Overzicht Typen Donderbussen | |||||
---|---|---|---|---|---|
Type (tot 1928) |
Type (vanaf 1928) |
Bouwjaar | Aantal | Aantal zitplaatsen | Bijzonderheden |
Di-21c | Di-21c | 1921 | 6 stuks | 66 | Proefserie |
Di-21 | Cid-21 | 1921–1923 | 2236 stuks | 66 | - |
Di-21a | Cid-21a | 1921–1923 | 397 stuks | 66 | - |
Donderbussen met ijzeren constructie
Overzicht Typen Donderbussen | |||||
---|---|---|---|---|---|
Type (tot 1928) |
Type (vanaf 1928) |
Bouwjaar | Aantal | Aantal zitplaatsen | Bijzonderheden |
Bi-21 | Bi-21 | 1921–1923 | 10 stuks | 40 | - |
BCi-21 | BCi-21 | 1921–1923 | 10 stuks | 16/34 | - |
BDi-21 | BCid-21 | 1923 | 10 stuks | 16/39 | - |
Ci-21 | Ci-21 | 1923 | 10 stuks | 58 | - |
Di-21b | Cid-21b | 1923 | 50 stuks | 66 | - |
Donderbussen met stalen constructie
Overzicht Typen Donderbussen | |||||
---|---|---|---|---|---|
Type (tot 1928) |
Type (vanaf 1928) |
Bouwjaar | Aantal | Aantal zitplaatsen | Bijzonderheden |
Bron:Wikipedia.de "Donnerbüchse (Personenwagen)[1]
Bijzonderheden/Opmerkingen
Verwijzingen
Intern
Extern
Diverse afbeeldingen van Donderbus rijtuigen
Bronnen, referenties en/of voetnoten |