Pruisische S 4: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met '<small> {| class="wikitable" style="float:right; width:24%;border color#4682B4" ! colspan="2" style= "background:#b24c4c; color:white" |'''Pruisische S 4<br/>Bouwse...') |
k (→Intern) |
||
Regel 58: | Regel 58: | ||
== Verwijzingen == | == Verwijzingen == | ||
=== Intern === | === Intern === | ||
− | * | + | * [[Königlich Preußische Staatseisenbahnen (K.P.St.E.)]] |
+ | * [[Overzicht Grootspoormaterieel Königlich Preußische Staatseisenbahnen]] | ||
+ | |||
=== Extern === | === Extern === | ||
* | * |
Huidige versie van 13 okt 2019 om 08:20
Pruisische S 4 Bouwserie 135 (DR) | |
---|---|
Spoorwegmij's | K.P.St.E. DR |
Bedrijfsnummers | K.P.St.E.: 401 - 500< DR: 13 501 - 13 504 |
Fabrikanten | Borsig, Henschel, Linke-Hofmann, Humboldt |
Aantal gebouwd | 104 stuks |
Bouwjaren | 1902-1909 |
Uitdienst | 1927 |
Asvorm | 2’B h2 |
Wiel diameters | Drijfwielen:Ø 198 cm Voorloop:Ø 100 cm |
Lengte loc incl. tender | 18.210 mm |
Keteldruk | 12 kg/cm2 |
Verdampingsoppervlak | 104,53 m² |
Dienstgewicht | 50,2 t |
Max.snelheid | 100 km/h |
Vermogen | 736 kW |
Stoomlocomotief Pruisische S 4
De Pruisische S 4 stoomlocomotieven van de Koninklijke Pruisische Staatsspoorwegen (K.P.St.E.) waren stoomlocomotieven die ingezet werden voor de sneltreindiensten. In 1922 werden de locomotieven overgenomen door de Deutsche Reichsbahn waar ze ingedeeld werden als bouwserie 135.
Ontwikkeling en Bedrijf
In 1898 werd een Pruisische S 3 locomotief uitgerust met een oververhitter met vlampijp. Deze locomotief kreeg aanvankelijk de naam Hannover 74 en kreeg uiteindelijk de aanduiding S 4 Cassel 401. Twee andere experimentele locomotieven werden gebouwd in 1899 en 1900 als Hannover 86 en Berlijn 74 en waren tevens gebaseerd op de S 3, maar met een oververhitter in de rookkamer. Ze werden later heringedeeld als Pruisische S 4 met de naam Hannover 401 en 401 Oost.
Nadat aanvankelijke problemen met de prototypes konden worden opgelost, werd de S 4 vanaf 1902 in serie gebouwd. Tot aan 1906 werden oververhitters in de rookkamer en vanaf 1906 oververhitters met rookpijpen geïnstalleerd. Er zijn in totaal 104 exemplaren geproduceerd; vervolgens werd vanaf 1909 de aanbesteding opgegeven ten gunste van de Pruisische S 6.
De Pruisische S 4 locomotieven konden een trein van 420 ton met 80 km/h trekken en een trein van 210 ton met 50 km/h op een helling van 10 promille. Daarmee was de S 4 ongeveer een derde krachtiger dan de Pruisische S 3. De S 4 locomotieven waren voorzien can een sleeptender van het type pr 2’2’ T 16, pr 3 T 13 of pr 3 T 15
Nog vóór de Eerste Wereldoorlog waren de meeste locomotieven van de Pruisische S 4 al ter zijde gesteld. De Deutsche Reichsbahn nam in 1923 nog 44 stuks van de S 4 in hun voorlopige omnummeringsplan op als bouwserie 13.5 met de bedrijfsnummers 13 501 t/m 13 544. Ze werden nog steeds ingezet als passagiers- of goederentreinen. In 1925 waren er nog maar vier exemplaren over. Deze kregen in 1925 het bedrijfsnummer 13 501 t/m 13 504 en werden in 1927 ter zijde gesteld.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwamen vijf S 4 locomotieven terug uit Polen (daar ingedeeld als Pd2) en werden aan het bestand van de Deutsche Reichsbahn toegevoegd als bouwserie 13.5 met de bedrijfsnummers 13 401 t/m 13 405. Twee van hen werden in 1955 aan Polen teruggegeven. Slechts enkele exemplaren die op het grondgebied van de BRD verbleven werden in 1950 opgenomen in de voorraad van de Deutsche Bundesbahn (DB).
Waar zijn deze locomotieven nog te zien?
Bronnen:Wikipedia: Pruisische S 4[1]
Verwijzingen
Intern
- Königlich Preußische Staatseisenbahnen (K.P.St.E.)
- Overzicht Grootspoormaterieel Königlich Preußische Staatseisenbahnen
Extern
Diverse Stoomlocomotieven Pruisische S 4 - Bouwserie 135 (DR)
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten |
Modellen
|
|
|