Pruisische P 3.1: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met '<small> {| class="wikitable" style="float:right; width:24%;border color#4682B4" ! colspan="2" style= "background:#b24c4c; color:white" |'''Pruisische P 3.1<br/>Meck...') |
k (→Intern) |
||
Regel 67: | Regel 67: | ||
== Verwijzingen == | == Verwijzingen == | ||
=== Intern === | === Intern === | ||
− | * | + | * [[Königlich Preußische Staatseisenbahnen (K.P.St.E.)]] |
+ | * [[Overzicht Grootspoormaterieel Königlich Preußische Staatseisenbahnen]] | ||
+ | |||
=== Extern === | === Extern === | ||
* | * |
Huidige versie van 13 okt 2019 om 08:12
Pruisische P 3.1 Mecklenburgse P 3.1 Mecklenburgse VI Bouwserie 34.73 | |
---|---|
Spoorwegmij's | K.P.St.E. M.F.F.E. DR |
Bedrijfsnummers | K.P.St.E.: 1601 - 1700 101-141 DR:34 7351– 34 7364 |
Fabrikanten | B.M.A.G., Henschel, Union, Grafenstaden, Vulcan, Borsig, Hanomag, Hartmann, Schichau |
Aantal gebouwd | 685 stuks |
Bouwjaren | 1884-1907 |
Uitdienst | 1930 |
Asvorm | 1B n2 |
Wiel diameters | Drijfwielen: Ø 173/175 cm Voorloop: Ø 113/115 cm |
Lengte loc incl. tender | 14.778 mm – 15.248 mm |
Keteldruk | 12 kg/cm2 |
Verdampingsoppervlak | 94,6 m² – 103,1 m² |
Dienstgewicht | 36,5 t – 39,0 t |
Max.snelheid | 90 km/h |
Aantal cylinders | 2 |
Vermogen | 400 kW |
Remmen | Druklucht rem |
Stoomlocomotief Pruisische P 3.1
De Pruisische P 3.1 stoomlocomotieven van de Koninklijke Pruisische Staatsspoorwegen (K.P.St.E.) waren stoomlocomotieven die ingezet werden voor het personenvervoer. De locomotieven werden ook door de Mecklenburgse Friedrich-Franz-Eisenbahn en diverse particuliere spoorwegondernemingen aangeschaft.
Ontwikkeling en Bedrijf
Op basis van de constructie van de Pruisische P 2 en de ervaringen die ermee waren opgedaan, werden in 1883 nieuwe normbladen opgesteld door de Normalisatie-commissie. Het vermogen van de ketel moest worden verhoogd om de nodige vervoersdiensten te kunnen uitvoeren. Met de bestaande locomotieven was het op bepaalde trajecten namelijk noodzakelijk dat de reizigerstreinen in dubbele tractie moesten rijden. Met een hogere keteldruk, een groter roosteroppervlak en kleinere cilinders, werd dit probleem opgelost. Bovendien was de stoomlocomotief beter afgestemd op de ketel.
De locomotieven die na 1884 volgens modelblad III1 werden aangeschaft, werden voornamelijk als hoofdlocomotieven van express- en reizigerstreinen op hoofdlijnen ingezet. In de periode van 1884 t/m 1897 schafte de Pruisische spoorwegen 597 locomotieven aan van de Pruisische P 3.1. De locomotieven kregen de nummergroep 1601-1700 toebedeeld. De Hessische Ludwigsbahn verwierf 20 locomotieven van dit type in de periode van 1890 t/m 1895, maar deze weken af van de Pruisische locomotieven. De locomotieven kregen de nummers 9, 12, 17, 18, 125, 194-201 en 207-213. Alle P 3.1 locomotieven werden overgenomen door de Pruisische staatsspoorwegen. Van de twee in 1895, door de Koninklijke Pruisische militaire spoorwegen aangeschafte locomotieven, werd er een overgenomen door de K.P.St.E. De Holsteinische Marschbahn had 9 exemplaren, de Main-Neckar-Eisenbahn 6 en de Dortmund-Gronau-Enscheder-Eisenbah 7 locomotieven. Alles werd overgenomen door de Pruisische staatsspoorwegen. De locomotieven waren in staat om een 185 ton zware trein met 80 km/h te trekken op een vlak traject en een 250 ton zware trein met 24 km/h op een helling met een stijgingspercentage van 1 procent.
Bij de overname door de Deutsche Reichsbahn werden in het voorlopige hernummeringsplan in 1923 nog 12 locomotieven opgetekend en ingedeeld als bouwserie 34.73. Deze kregen de bedrijfsnummers 34 7001 t / m 7012. Tegen 1925 waren alle locomotieven ter zijde gesteld.
De Lübeck-Büchener-Bahn verwierf in 1894/1896 drie locomotieven van de Berlijnse Maschinenbau AG. Ze kregen de bedrijfsnummers 47, 48 en 51 (vanaf 1917: 23 tot 25 ). De locomotieven werden kort na 1917 ter zijde gesteld.
Na de 1e wereldoorlog moesten 13 locomotieven in 1918 als herstelbetaling worden afgestaan aan Polen, waar de PKP ze opnam in haar bestand als PKP Oc1. Bij de PKP werd de laatste locomotief in 1939 ter zijde gesteld.
De Mecklenburgische Friedrich-Franz-Eisenbahn schafte 39 P 3.1 locomotieven aan in de periode 1888 t/m 1907 en deelde ze in als Mecklenburgse VI. In 1895 werden deze locomotieven omgenummerd naar 101 t/m 141. Het Duits-Scandinavische Lloyd verwierf 2 locomotieven met de nummers 8 en 9. De locomotieven werden onder meer gebruikt in de expresdienst op het traject tussen Neustrelitz en Warnemünde.
Bij de overname door de Deutsche Reichsbahn werden in 1925 nog 22 locomotieven in het bestand opgenomen en ingedeeld als bouwserie 34.73 en kregen de bedrijfsnummers 34 7301 t/m 34 7308 (12 ton asbelasting) en 34 7351 t/m 34 7364 (13 ton asbelasting) toegewezen. De locomotieven werden voordat ze in 1930 ter zijde werden gesteld, alleen in de rangeerdienst ingezet.
Waar zijn deze locomotieven nog te zien?
Bronnen:Wikipedia: Pruisische P 3.1[1]
Verwijzingen
Intern
- Königlich Preußische Staatseisenbahnen (K.P.St.E.)
- Overzicht Grootspoormaterieel Königlich Preußische Staatseisenbahnen
Extern
Diverse Stoomlocomotieven Pruisische P 3.1
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten |
Modellen
- Er zijn nog geen H0-modellen bekend van de Pruisische P 3.1.
|