Pruisische G 7.2
Pruisische G 7.2 Mecklenburgse G 7.2 Bouwserie 55.7-14, 55.57 (DR) CSD BR 413.3 PKP Tp2 | |
---|---|
Spoorwegmij's | K.P.St.E. M.F.F.E. DR |
Bedrijfsnummers | K.P.St.E.: 4601 - 4800 MFFE: 466-476 DR: 55 702 - 55 1412 55 5701 - 55 5705 |
Fabrikanten | K.P.St.E.: Diverse M.F.F.E.: Linke-Hofmann |
Aantal gebouwd | K.P.St.E.: 1642 stuks M.F.F.E.: 11 stuks |
Bouwjaren | 1895–1911 MFFE: 1914–1916 |
Uitdienst | 1922-1961 |
Asvorm | D n2v |
Wiel diameters | Drijfwielen: Ø 125 cm |
Lengte loc incl. tender | 16.620 mm |
Keteldruk | 12 kg/cm2 |
Verdampingsoppervlak | K.P.St.E. : 136,61 m² – 138,6 m² MFFE : 135,52 m² |
Dienstgewicht | K.P.St.E.: 53,3 t – 54,5 t MFFE: 55,8 t |
Max.snelheid | 45 km/h |
Aantal cylinders | 2 |
Remmen | Perslucht rem? |
Stoomlocomotief Pruisische G 7.2
De Pruisische G 7.2 stoomlocomotieven van de Koninklijke Pruisische Staatsspoorwegen (K.P.St.E.) waren stoomlocomotieven die ingezet werden voor het goederentransport. In 1923 werden de locomotieven overgenomen door de Deutsche Reichsbahn waar de Pruisische variant werd ingedeeld als bouwserie 55.7-14 en de Mecklenburgse variant als bouwserie 55.57.
Ontwikkeling en Bedrijf
In 1895 had het Pruisische ministerie van Openbare Werken besloten dat Verbunds-locomotieven gebouwd konden worden. Aldus werd begonnen met de aanschaf van een samengestelde variant van de Pruisische G 7.1 volgens het modelblad III 3i. Tegen 1911 werden 1642 locomotieven in dienst gesteld bij de Pruisische Staatsspoorwegen. Ze werden geleverd door alle Pruisische locomotieffabrikanten. De locomotieven waren structureel grotendeels identiek aan de Pruisische G 7.1. Door de zware cilinders werden de buislengtes verkort en de rookkamer verlengd.
De locomotieven moesten een 1400-tons trein kunnen trekken met een snelheid van 40 km/h en een 690-tons trein met 30 km/h op een helling met een hellingspercentage van 5 ‰. Vanwege hun zuinige verbruik waren de locomotieven winstgevender dan zijn voorganger de Pruisische G 7.1. Voor rangeren waren ze minder geschikt. Behalve directie Berlijn, werden de locomotieven ingekocht door alle spoorwegdirecties. De locomotieven kregen de bedrijfsnummergroepen 4601 tot 4800 en 5801 tot 6000 toegewezen.
Een experiment uit 1903 met de locomotief Hanover 1302 met een geribbelde buisketel van het type Lentz was niet succesvol.
In 1919 moesten veel locomotieven worden overgedragen als herstelbetaling aan de spoorwegen in Polen (Tp 2), Litouwen (P 7.2) België en Frankrijk. De Reichseisenbahnen in Elzas-Lotharingen hadden 31 locomotieven over welke werden overgenomen door de Réseau ferroviaire d'Alsace-Lorraine. Ze kregen de bedrijfsnummers 4321 t/m 4351. Ze werden ingezet op het gezamenlijke spoorwegnetwerk. Aan de Saarlandische spoorwegen moesten in 1935 4 exemplaren worden afgestaan. Door de SNCF werden 23 locomotieven overgenomen en ingedeeld als 040-B met de bedrijfsnummers 301 t/m 351. De laatste locomotief werd in 1951 ter zijde gesteld.
In 1925 nam de Deutsche Reichsbahn nog 691 locomotieven op in haar hernummeringsplan, waar de locomotieven werden ingedeeld als bouserie 55.7-14 en werden de bedrijfsnummers 55 702 t/m 55 1392 toegekend. De 55 701 was een verkeerd toegewezen nummer aan de G 7.3. De meeste locomotieven werden tot het einde van de jaren dertig ter zijde gesteld. In 1935 werden 18 voormalige Pruisische locomotieven overgenomen door de spoorwegen van het Saargebied en kregen de bedrijfsnummers 55 1393 t/m 55 1410. Na de Poolse campagne in 1939 werden de locomotieven welke na de 1e wereldoorlog aan Polen en Litouwen waren afgestaan, opnieuw bij de Deutsche Reichsbahn in het bestand opgenomen en kregen de bedrijfsnummers 55 701 t/m 55 894 en 55 1412 toegewezen. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen de locomotieven in de inventaris van de Deutsche Bundesbahn en de Deutsche Reichsbahn.
Mecklenburgische Friedrich-Franz-Eisenbahn
De Mecklenburg Friedrich Franz Eisenbahn (M.F.F.E.), bestelde pas in 1914, drie jaar na aflevering van de laatste Pruisische G7.2, 11 exemplaren van de Pruisische G 7.3 bij Linke-Hofmann. Aangezien de werkplaatsen nog niet waren ingesteld op oververhitte stoomlocomotieven, werd opnieuw gebruik gemaakt van een natte stoomconstructie. De locomotieven werden geleverd tot 1916 en kregen de nummers 466 t/m 476. Vergeleken met de Pruisische variant had de Mecklenburgse G 7.3 een Knorr voedingswater-voorverwarmer op het tweede ketelschot achter de stoomkoepel. Op deze manier nam de totale massa van de locomotief toe. In 1919 moesten 5 locomotieven worden afgestaan als herstelbetaling aan België (B 7295-7299) en 1 exemplaar aan de Franse Nordbahn (4.1076). De locomotieven werden in 1925 bj de Deutsche Reichsbahn ingedeeld als bouwserie 55.57 met de bedrijfsnummers 55 5701 t/m 5705 en werden in 1930 ter zijde gesteld.
De Deutsche Bundesbahn verkocht enkele van de locomotieven aan niet-federale spoorwegen (Mindener Kreisbahnen, Kahlgrund-Eisenbahn). Sommige locomotieven bleven in de Oost-Europese landen achter en werden later grotendeels verkocht aan de Poolse Staatsspoorwegen (PKP).
Waar zijn deze locomotieven nog te zien?
Bronnen:Wikipedia: Pruisische G 7.2[1]
Verwijzingen
Intern
- Königlich Preußische Staatseisenbahnen (K.P.St.E.)
- Overzicht Grootspoormaterieel Königlich Preußische Staatseisenbahnen
Extern
Diverse Stoomlocomotieven Pruisische G 7.2 - Bouwserie 55.14-17 en BR 55.57 (DR)
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten |
Modellen
- Er zijn nog geen H0-modellen bekend van de Pruisische G 7.2 / BR 55.14-17 / BR 55.57.
|