Pruisische G 7.3
Pruisische G 7.3 Mecklenburgse G 7.3 Bouwserie 56.0/2 (DR) PKP Tr1 | |
---|---|
Spoorwegmij's | K.P.St.E. DR |
Bedrijfsnummers | 4601 - 4800< DR: 55 701, 56 001 - 56 005, 56 201 - 56 205 |
Fabrikanten | 1893-1894: Hanomag 1917: Maffei, Krauss, Maschinenfabrik Esslingen |
Aantal gebouwd | 1893-1894: 15 stuks 1917: 70 stuks |
Bouwjaren | 1893-1894, 1917 |
Uitdienst | 1945 |
Asvorm | 1’D n2v |
Wiel diameters | Drijfwielen: Ø 125 cm Voorloop: Ø 100 cm |
Lengte loc incl. tender | 16.318 mm / 17.352 mm |
Keteldruk | 12/14 kg/cm2 |
Verdampingsoppervlak | 146,9 m² |
Dienstgewicht | 56,2 t / 60,5 t |
Max.snelheid | 45 km/h |
Aantal cylinders | 2 ? |
Remmen | Perslucht rem? |
Stoomlocomotief Pruisische G 7.3
De Pruisische G 7.3 stoomlocomotieven van de Koninklijke Pruisische Staatsspoorwegen (K.P.St.E.) waren stoomlocomotieven die ingezet werden voor het goederentransport. In 1923 werden de locomotieven overgenomen door de Deutsche Reichsbahn waar ze ingedeeld werden als bouwserie 56.0/2.
Ontwikkeling en Bedrijf
De Pruisische G 7.3 was de 3e generatie van de G 7 serie stoomlocomotieven en waren bedoeld voor het vervoer van zware goederentreinen op steile gedeelten waar de toegestane asbelasting nog niet zo hoog was. Dit betrof bijvoorbeeld de trajecten Paderborn-Holzminden en Betzdorf-Siegen.
Vanwege de voorste loopas, kon een grotere ketel worden gebruikt. De G 7.3 is was net als Pruisische G 7.2 als Verbund-Bauart uitgevoerd. Al met al werden tussen 1893 en 1895, slechts 18 exemplaren van deze locomotief gebouwd door Hanomag, omdat door het verhogen van de toegestane asbelastingen, zelfs de goedkopere Pruisische G 7 deze trajecten kon rijden. In de Eerste Wereldoorlog werd opnieuw de productie van de G 7.3 opgestart omdat het eenvoudige locomotieven waren met een lage asbelasting, waar toen behoefte aan was. Er werden 70 exemplaren gebouwd door de fabrikanten Maffei, Krauss en Maschinenfabrik Esslingen. Ze verschilden van de oude afleverserie, onder andere door de hogere keteldruk van 14 bar en een voorverwarmer voor voedingswater.
Na de Eerste Wereldoorlog moesten sommige locomotieven worden afgestaan als herstelbetaling aan het buitenland. Zo ontving de PKP 23 locomotieven welke ingedeeld als PKP Tr1.
De Friedrich-Franz-Bahn in Mecklenburg kocht 5 exemplaren en de Lübeck-Büchener-Eisenbahn 4 exemplaren van de G 7.3. In 1925 nam de Deutsche Reichsbahn 11 exemplaren op in haar omnummeringsplan. De G 7.3 uit Pruisen werd ingedeeld als bouwserie 56.0/2 en kregen de bedrijfsnummers 55 701 en 56 001 t/m 56 005 toegwezen. De locomotieven uit Mecklenburg kregen de bedrijfsnummer 56 201 t/m 56 205 toegewezen. Na de nationalisatie van de Lübeck-Büchener-Eisenbahn in 1938 kwamen er nog exemplaren van de G-7,3 bij. Deze kregen de bedrijfsnummers 56 001 en 56 002 bij de Reichsbahn. Na 1945 waren ze niet meer beschikbaar.
De locomotieven waren uitgerust met sleeptenders van het type pr 3 T 12 (gebouwd in 1893/94) of pr 3 T 16.5 (gebouwd in 1917).
Waar zijn deze locomotieven nog te zien?
Bronnen:Wikipedia: Pruisische G 7.3[1]
Verwijzingen
Intern
- Königlich Preußische Staatseisenbahnen (K.P.St.E.)
- Overzicht Grootspoormaterieel Königlich Preußische Staatseisenbahnen
Extern
Diverse Stoomlocomotieven Pruisische G 7.3 - Bouwserie 56.0/2 (DR)
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten |
Modellen
|
|