Pruisische S 6
Pruisische S 6 Bouwserie 1310-12 (DR) PKP Pd 5 | |
---|---|
Spoorwegmij's | K.P.St.E. DR PKP |
Bedrijfsnummers | K.P.St.E.: 601 - 700< DR: 13 1001 - 13 1286 |
Fabrikanten | Linke-Hofmann (330), Henschel (173), Humboldt (81) |
Aantal gebouwd | 584 stuks |
Bouwjaren | 1906–1913 |
Uitdienst | 1931 |
Asvorm | 2’B h2 |
Wiel diameters | Drijfwielen: Ø 210 cm Voorloop: Ø 100 cm |
Lengte loc incl. tender | 18.350 mm |
Keteldruk | 12 kg/cm2 |
Verdampingsoppervlak | 136,98 m² |
Dienstgewicht | 60,6 t |
Max.snelheid | 110 km/h |
Vermogen | 679 kW |
Stoomlocomotief Pruisische S 6
De Pruisische S 6 stoomlocomotieven van de Koninklijke Pruisische Staatsspoorwegen (K.P.St.E.) waren stoomlocomotieven die ingezet werden voor de sneltreindiensten. In 1923 werden de locomotieven overgenomen door de Deutsche Reichsbahn waar ze ingedeeld werden als bouwserie 13.10-12.
Ontwikkeling en Bedrijf
De Pruisische Staatsspoorwegen was op zoek naar snellere en krachtiger locomotieven voor de sneltreindiensten. De prestaties van de Pruisische S 4 en Pruisische S 5 waren niet voldoende. Daarom besloot de Pruisische Staatsspoorwegen opdracht te geven aan Robert Garbe om een sneltrein locomotief met ee as-indeling 2'B h2 te ontwikkelen. Dat resulteerde in de bouw van de Pruisische S 6 welke in 1905/1906 werd gebouwd. In de periode tussen 1906 en 1913 werden in totaal 584 S 6 locomotieven gebouwd door de fabrikanten Linke-Hoffman, Henschel en Humboldt.
De uitvoering leverde echter problemen op aangezien de toegelaten as-last maximaal 16 ton mocht zijn voor de Pruisische trajecten. Er werden dan ook allerhande aanpassingen gedaan om op gewicht te besparen. Zo werd o.a. ook de ketel verder naar voren geplaatst zodat de last beter verdeeld werd op de voor-assen en drijfwielen. De S 6 locomotieven werden voorzien van een sleeptender van het type pr 2’2’ T 21,5.
De aandrijfwielen van de S6 hadden de minder gebruikelijke diameter van 2100 mm, om de snelheid laag te houden en een rustiger loop te garanderen. Oorspronkelijk werd een diameter van 2200 mm voorzien, die uiteindelijk met 100 mm werd verkleind. De besparing had een negatief effect op gewicht dragende massabalans van het drijfwerk. Dit leidde tot uitgesproken trekbewegingen tijdens de rit. Om dit op te lossen werd de sleeptender korter aan de locomotief gekoppeld waardoor deze een dempende werking gaf bij verhoogde kracht op de bufferveren.
Pas in 1910, toen de lijnen voor een last van 17 ton asbelasting werden aangepast, was het mogelijk om eventuele noodzakelijke versterkingen aan te brengen. De S 6 was dus het zwaarste 2'B-type in continentaal Europa, maar was ook superieur aan de later gebouwde Pruisische S 7 viercilinder stoomlocomotieven.
De machinisten cabines waren aanvankelijk gebouwd met taps toelopende aerodynamische fronten en taps toelopende rookkamerdeuren om de luchtweerstand te verminderen. Een onplezierig neveneffect van deze cabines was echter dat de locomotiefploegen 's nachts verblind werden door reflecties van de schuine voorruiten. Vanaf 1908/1909 werden de cabines uitgevoerd met een vlakke voorwand.
De S 6 bereikte zijn hoogste vermogen van 1160 pk (870 kW) bij een snelheid van 100 km/h. De locomotief was in staat om een trein met een gewicht van 500 ton (equivalent aan dertien vierassige D-treinwagons) met een constante snelheid van 90 km/h te trekken.
Met uitzondering van de directoraten Berlijn en Königsberg (ook wel Saarbrücken genoemd) werden de Pruisische S 6 locomotieven verdeeld over de diverse spoorwegdirecties. Er waren maar weinig inventarisverschuivingen.
Na de Eerste Wereldoorlog werden de S 6 locomotieven zowel in sneltreinen (Leipzig-Dresden, Berlijn-Dresden e.a.) als in passagierstreinen gebruikt. Veel machines waren gestationeerd in Dresden.
Directie | Aantal | Directie | Aantal | Directie | Aantal |
Altona | 70 | Elberfeld | 23 | Kattowitz | 21 |
Breslau | 44 | Erfurt | 17 | Magdeburg | 41 |
Bromberg | 31 | Essen | 31 | Mainz | 9 |
Cassel | 10 | Frankfurt | 5 | Münster | 45 |
Cöln | 27 | Halle | 68 | Posen | 35 |
Danzig | 21 | Hannover | 42 | Stettin | 44 |
De S 6 werd vanaf 1912 vervangen door de S 10 voor de zware sneltreindienst.
In het reorganisatieplan van de Deutsche Reichsbahn uit 1923 waren er nog 442 Pruisische S 6 locomotieven opgenomen voor hernummering met 13 1001 t/m13 1442. Het derde definitieve hernominatieplan bevat slechts 286 locomotieven welke de bedrijfsnummers 13 1001 t/m 13 1286 toegekend kregen. De laatste S 6 locomotieven van de Deutsche Reichsbahn werden tueeen 1926 en 1931 ter zijde gesteld.
Na de Eerste Wereldoorlog werden 81 Pruisische S 6 locomotieven afgestaan aan Polen, 42 aan België, 2 aan Italië en 1 aan Litouwen als herstelbetalingen. De locomotieven bleven daar veel langer in gebruik als bij de DR. In België werden de locomotieven tot aan 1956 buiten bedrijf gesteld.
In de Tweede Wereldoorlog kwam er in totaal 56 Pruisische S6 locomotieven terug uit Polen welke als bouwserie 13 met de bedrijsnummers 13 501 t/m 13 556 aan de voorraad van de Deutsche Reichsbahn werden toegevoegd.
Waar zijn deze locomotieven nog te zien?
- Er is één exemplaar van de S 6 bewaard gebleven. Deze staat in Skierniewice (Polen).
Bronnen:Wikipedia: Pruisische S 6[1]
Verwijzingen
Intern
- Königlich Preußische Staatseisenbahnen (K.P.St.E.)
- Overzicht Grootspoormaterieel Königlich Preußische Staatseisenbahnen
Extern
Diverse Stoomlocomotieven Pruisische S 6 - Bouwserie 1310-12 (DR)
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten |
Modellen
|
|
|
|