Pruisische T 13: verschil tussen versies
(Nieuwe pagina aangemaakt met '<small> {| class="wikitable" style="float:right; width:24%;border color#4682B4" ! colspan="2" style= "background:#b24c4c; color:white" |'''Pruisische T 13<br/>DR-Bo...') |
k (→Modellen) |
||
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 85: | Regel 85: | ||
== Modellen == | == Modellen == | ||
{{Märklin-br92-modellen}} | {{Märklin-br92-modellen}} | ||
+ | {{Märklin-serie040TC-modellen}} | ||
{{Trix-pruisische-t13-modellen}} | {{Trix-pruisische-t13-modellen}} | ||
---- | ---- | ||
− | {{Navigatie-grootspoor- | + | {{Navigatie-grootspoor-KPStE}} |
{{Navigatie-grootspoor-DR(1920-1945)}} | {{Navigatie-grootspoor-DR(1920-1945)}} | ||
[[Categorie:Stoomlocs]][[Categorie:Stoomlocs Duitsland]] | [[Categorie:Stoomlocs]][[Categorie:Stoomlocs Duitsland]] |
Huidige versie van 20 mei 2020 om 22:04
Pruisische T 13 DR-Bouwserie 925-10 DB-Bouwserie 925-10 ÖBB Rh 792 PKP TKp1 LG T13 ČSD 415.0 | |
---|---|
Spoorwegmij's | K.P.Sts.E. DR DB ÖBB |
Bedrijfsnummers | K.P.Sts.E.: 7901 - 8000 DR: 92 501 - 92 1072 |
Fabrikanten | Union Hanomag Hagans Hohenzollern Grafenstaden |
Aantal gebouwd | 656 stuks |
Bouwjaren | 1909-1922 |
Asvorm | Dn2t |
Wiel diameters | Drijfwielen:Ø 125 cm |
Lengte loc | 11.100 mm |
Keteldruk | 12 kg/cm2 |
Verdampingsoppervlak | 112,44 m2 |
Dienstgewicht | 59,9 t |
Max.snelheid | 45 km/h |
Vermogen | 370 kW |
Remmen | ... |
Uitdienst | 1968 |
Stoomlocomotief Pruisische T 13
De Pruisische T 13 locomotieven van de Königlich Preußische Staatseisenbahnen (K.P.St.E.) werden in de periode tussen 1909 en 1922 gebouwd. De locomotieven werden voornamelijk ingezet voor het goederentransport en als rangeerlocomotief. Vanaf 1925 werden de locomotieven heringedeeld als bouwserie 925-10.
Ontwikkeling en bedrijf
Na 1900 bereikte het goederenverkeer op de grote spoorwegknooppunten een dusdanige omvang dat de tenderlocomotieven die eerder in de rangeerdienst werden gebruikt, de grenzen van hun mogelijkheden bereikten. Noodgedwongen werden de Pruisische G 7.1 locomotieven ingezet, maar dit kon slechts een tijdelijke oplossing zijn. Al in 1907 presenteerde de Union Giesserei Königsberg een ontwerp voor een viervoudig gekoppelde tenderlocomotief. Van 1909 tot 1916 werden in totaal 512 locomotieven gebouwd voor de Pruisische Staatsspoorwegen en voor de Groothertogelijke Oldenburgse Staatsspoorwegen (G.O.E.). Tevens werden 60 exemplaren voor de Reichseisenbahnen in Elzas-Lotharingen gebouwd. Fabrikanten waren onder meer Hanomag in Hannover, Hagans in Erfurt, Hohenzollern in Düsseldorf en het Elzasser machinebouwbedrijf Grafenstaden naast de Union Gießerei Königsberg.
Als gevolg van de Eerste Wereldoorlog bleven verschillende locomotieven na de oorlog in het buitenland achter. De Poolse Staatsspoorwegen (PKP) namen 43 locomotieven over, die later als TKp1 werden ingedeeld. In Tsjechoslowakije bleven 14 locomotieven achter, waarvan er 12 werden ingedeeld bij de Tsjechoslowaakse Staatsspoorwegen (ČSD). Om de verliezen te compenseren, bestelde de Deutsche Reichsbahn nog 72 locomotieven van de T 13, welke werden geleverd in de jaren 1921 en 1922. In het definitieve reorganisatieplan van de Deutsche Reichsbahn van 1925 werden 509 locomotieven opgenomen in het bestand, ingedeeld als bouwserie 925-10. Zij kregen de bedrijfsnummers 92 501 t/m 92 913 en 92 1001-1072. Hiervan kwamen de nummers 92 585 t/m 92 588, 92 606, 92 607, 92 910 t/m 92 913 van de groothertogelijke Oldenburgse staatsspoorwegen en de 92 732 t/m 92 738 van de rijksspoorwegen in Elzas-Lotharingen. Als doorontwikkeling van de T 13, bestelde de Deutsche Reichsbahn vanaf 1921 18 exemplaren bouwen met een oververhitter van het type Schmidt en met een kleppen aansturing van het type Lentz. Ze werden aanvankelijk ingedeeld als T 13.1 en later als DR Bouwserie 92.4. De Litouwse Staatsspoorwegen (LG) namen in 1939 met de spoorwegen van het Wilnagebied een Poolse TKp1 over als een klasse T13 met het bedrijfsnummer 601. Dit bedrijsnummer was eerder twee keer toegekend aan locomotieven van de LG P3-serie. In 1940/41 werd ze mogelijk overgenomen door de Duitse Reichsbahn. In 1935 kwamen de locomotieven 92 919 t/m 92 950 weer in het bezit van de Deutsche Reichsbahn. In 1943 werden de locomotieven van de Schipkau-Finsterwalder Eisenbahn Gesellschaft, met de bedrijfsnummers 92 991 t/m 92 995 toegevoegd.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden verschillende locomotieven van Polen van dit type toegevoegd aan het DR bestand. Deze kregen de bedrijfsnummers 92 951 t/m 92 990 en 92 996. Ook diverse locomotieven van Tsjechoslowakije werden bij de DR ingelijfd. Deze kregen de bedrijfsnummers 92 1101 t/m 92 1112. De Duitse Reichsbahn nam op 1 april 1949 van de voormalige particuliere en particuliere spoorwegen op het gebied van SBZ ook verschillende locomotieven van dit type over. Deze kregen de bedrijfsnummers 92 6401 en 92 6501 t/m 6504. De locomotieven 92 6502 t/m 92 6504 waren locomotieven van het type Pruisische T 13, die waren aangekocht door de Brandenburgischen Städtebahn. Vier locomotieven verbleven na de Tweede Wereldoorlog op het grondgebied van Oostenrijk. Dit waren de locomotieven 92 1052, 1055, 1063 en 1068. Deze werden bij de ÖBB ingedeeld als Reihe 792. Ze werden bij de ÖBB in 1962 ter zijde gesteld. In Polen waren er nog 94 exemplaren in gebruik. Daar werd de laatste locomotief van de T 13 serie in 1967 ter zijde gesteld.
Na de 2e Wereldoorlog belandde een deel van de locomotieven bij de Deutsche Bundesbahn. Daar werden ze net als bij de Deutsche Reichsbahn ingedeeld als bouwserie 925-10. Bij de DB werd in 1965 de laatste loc van deze bouwserie ter zijde gesteld. Bij de DR waren de locomotieven nog tot in 1968 dienst.
T 13 in Tsjecho-Slowakije
De Tsjechoslowaakse Staatsspoorwegen (ČSD) namen in 1919 in totaal 12 locomotieven over, die tijdens de Eerste Wereldoorlog in dienst van k.u.k. Heeresbahn waren. Deze werden ingedeeld als serie 415.0,. Ze werden gestationeerd in het Noord-Boheemse Aussig, Tetschen en Bodenbach. Daar werden ze gebruikt als rangeerlocomotieven op de grote rangeerterreinen en in de havenfaciliteiten en verbindingssporen. Ze werden ook intensief ingezet als duwlocomotief voor het kolenverkeer op de hellingen Brüx-Maria Radschitz en Teplitz-Schönau-Turn Probstau op de hoofdverbinding Komotau-Aussig. Als gevolg van de bezetting van het Sudetenland in oktober 1938 werden ze toegevoegd aan het bestand van de Deutsche Reichsbahn en werden ingedeeld als bouwserie 92.5-10 met de bedrijfsnummers 92 1101 t/m 92 1112. Ze bleven actief in het Noord-Boheemse gebied en kwamen daarom in 1945 terug in de voorraad van de ČSD. Daarnaast kwam de 92 507, die in 1945 was achtergebleven in Bohumín (Oderberg), in het ČSD bestand, en werd ingedeeld als 415.1500. De ČSD werd later de thuisbasis van verschillende locomotieven in Praag en Česká Třebová, waar ze marshall-taken ondernamen. Tot 1968 waren ze in gebruik, waarna ze werden verschroot.
Waar zijn deze locomotieven nog te zien?
- Loc 92 503 is bewaard gebleven en staat in het Verkeersmuseum Dresden
- Loc 92 638 is bewaard gebleven en staat in het Spoorweg museum Minden
- Loc 92 739 is bewaard gebleven en staat in het Spoorweg museum Neustadt/Weinstraße
- Loc TKp1-46 (voormalig Bromberg 7909) is bewaard gebleven en staat als gedenkteken in het Poolse Bydgoszcz.
Bronnen:[1]
Verwijzingen
Intern
- Königlich Preußische Staatseisenbahnen (K.P.St.E.)
- Overzicht Grootspoormaterieel Königlich Preußische Staatseisenbahnen
Extern
Diverse Stoomlocomotieven Pruisische T 13 / Bouwserie 92.5-10
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten |
Modellen
|
|
|
|
|