Pruisische G 12
Pruisische G 12 Saksische XIII H Bouwserie 58.10-21 (DR) ÖBB Rh 658 PKP Ty1 BDZ br 13 | |
---|---|
Spoorwegmij's | K.P.St.E. Elsaß-Lothringen Bad.StB. K.W.St.E. K.Sächs.Sts.E.B. DR ÖBB PKP BDZ |
Bedrijfsnummers | K.P.St.E.: 5551 - 6400 DR: 58 201 t/m 58 225, 58 231 t/m 58 272, 58 281 t/m 58 303, 58 311 t/m 58 318, 58 401 t/m 58 462, 58 501 t/m 58 543, 58 1002 t/m 58 2148 |
Fabrikanten | Henschel e.a. |
Aantal gebouwd | 1478 stuks |
Bouwjaren | 1917-1924 |
Uitdienst | 1953 (DB), 1976 (DR) |
Asvorm | 1'E h3 |
Wiel diameters | Drijfwielen: Ø 140 cm Voorloop: Ø 100 cm |
Lengte loc incl. tender | 18.495 mm |
Keteldruk | 14 kg/cm2 |
Verdampingsoppervlak | 192,43 m² |
Dienstgewicht | 95,7 t |
Max.snelheid | 65 km/h |
Aantal cylinders | 3 |
Vermogen | 1133 kW |
Remmen | Perslucht rem ? |
Stoomlocomotief Pruisische G 12
De Pruisische G 12 stoomlocomotieven van de Koninklijke Pruisische Staatsspoorwegen (K.P.St.E.) waren stoomlocomotieven die ingezet werden voor het goederentransport. In 1923 werden de locomotieven overgenomen door de Deutsche Reichsbahn waar ze ingedeeld werden als bouwserie 58.10-21.
Ontwikkeling en Bedrijf
De. Pruisische G 12 werd gebouwd omdat het tijdens de Eerste Wereldoorlog zeer nadelig bleek te zijn voor het onderhoud en de werking van de locomotieven, dat elk spoorwegtype zijn eigen locomotieftypes had en er geen standaardisatie was. De Heeresbahnen had behoefte aan een snelle, sterke goederenlocomotief, met een niet maar te hoge aslast. De G12 was gebaseerd op de Pruisische G 12.1 en een gebouwd door Henschel voor de Anatolische spoorweg (CFOA), een 1'E locomotief.
De locomotieven weken op sommige punten af van de eerdere principes van de Pruisische locomotief-constructies. Ze hadden voor het eerst een ononderbroken balkframe en een brede "Belpaire" staande ketel met een groot roosteroppervlak dat boven het frame was aangebracht.
Tussen augustus 1917 en 1921 werden er in totaal 1168 exemplaren van dit type ingekocht door Pruisen (inclusief de locomotieven die afkomstig waren van de Heeresbahnen of daadwerkelijk werden besteld voor Elzas-Lotharingen). In de Reichseisenbahnen in Elzas-Lotharingen werden 118 locomotieven gebouwd, bij de Badische Staatsbahn 88 stuks, bij de Saksische Staatsspoorwegen 62 stuks en bij de Württembergische Staatsspoorwegen 43 stuks. Baden had in 1920 nog tien exemplaren van de Pruisische Staatsspoorwegen gekocht. De laatste acht Württembergse locomotieven moesten in eerste instantie in gebruik worden genomen met Pruisische bedrijfsnummers. De laatste 20 Saksische locomotieven werden al afgeleverd met hun Reichsbahn-nummers.
De Saksische locomotieven werden aangeduid als het Saksische XIII H; Baden en Württemberg namen de Pruisische aanduiding G 12 over. Alleen de Beierse Staatsspoorwegen zelf en de Mecklenburgse spoorwegen evenals de Oldenburgse spoorwegen hadden geen G12 (in Beieren gebruikte men geen Pruisische locomotieven, in het Noord-Duitse laagland waren zelfs kleinere locomotieven zoals de Pr. G 82 voldoende); Niettemin kan de G 12 worden beschouwd als een voorloper van de eenheidslocomotieven in Duitsland.
De G12 locomotieven werden voorzien van een sleeptender van het type pr 3 T 20 of pr 2'2' T 31,5. De Saksische XIII H werden voorzien van een wat grotere sleeptender van het type sä 3 T 21. Hierdoor nam de lengte van buffer tot buffer toe. De na de 2e wereldoorlog tot kolenstof omgebouwde locomotieven werden uitgerust met een sleeptender van het type pr 2'2' T 31,5.
De meeste locomotieven van deze bouwserie werden in 1923 door de Deutsche Reichsbahn overgenomen, waar ze ingedeeld werden als bouwserie 58.10-21. Aldaar kregen ze de volgende bedrijfsnummers:
- Badische G 12: 58 201 t/m 58 225, 58 231 t/m 58 272, 58 281 t/m 58 303, 58 311 t/m 58 318
- Saksische XIII H: 58 401 t/m 58 462
- Württembergse G 12: 58 501 t/m 58 543
- Pruisische G 12: 58 1002 t/m 58 2143, (58 2144 t/m 58 2148).
De 58 1001 was geen G 12, maar een in Duitse locomotief voor de C.F.O.A.
Rond 1930 werden 6 exemplaren omgebouwd tot kolenstof locomotieven. Na 1945 volgden er meer, waarvan 43 stuks nog eenlange tijd werden gebruikt (tot 1968).
In de 2e wereldoorlog werden de 58 2144 uit Polen en de 58 2145 t/n 58 2148 uit Luxemburg geconfisceerd en toegevoegd aan het bestand van de Deutsche Reichsbahn.
Na de Tweede Wereldoorlog bleven de 58 1669, 1746, 1767, 1904, 1917, 2122 en 2132 op Oostenrijks grondgebied. De 58 1669 werd in 1949 teruggegeven aan de DB. De 58 1904 werd in 1951 ter zijde gesteld en de 58 1917 arriveerde in 1949 in de Sovjet-Unie. De overige vier locomotieven werden bij de ÖBB ingedeeld als Bouwserie Rh 658 met behoud van hun bedrijfsnummers. Bij de ÖBB werden de locomotieven in 1966 ter zijde gesteld.
De Bulgaarse spoorwegen BDŽ huurde locomotieven van de bouwserie 58 tijdens de Tweede Wereldoorlog, in totaal ongeveer 100 stuks. Niet alle locomotieven konden vóór het einde van de oorlog worden teruggebracht. De resterende exemplaren werden eerst door het Rode Leger als Duits bezit in beslag genomen. De BDŽ heeft uiteindelijk in 1946 in totaal 42 van de resterende locomotieven uit de Sovjetunie verworven en deze ingedeeld als een BDŽ-reeks 13a. Ze werden gebruikt tot het begin van de jaren 1970.
De locomotieven die na 1945 in Polen waren achtergebleven, werden bij de Poolse Staatsspoorwegen ingedeeld als PKP Ty1.
Bij de Deutsche Bundesbahn werden de locomotieven in 1953 ter zijde gesteld. De Deutsche Reichsbahn had in 1968 nog steeds 300 locomotieven in gebruik. Toen de EDP-nummers in 1970 werden geïntroduceerd, werd over het algemeen een getal van één cijfer toegevoegd aan het driecijferige getal in de duizenden. De laatste locomotieven zijn in 1976 ter zijde gesteld. Daarvan werden 56 locomotieven in de periode van 1958 t/m 1962 door de Deutsche Reichsbahn omgebouwd tot Rekolok van de bouwserie 58.30.
De G 12 bij de Badische Staatsbahn
De Badische Staatsbahn verwierven in 1918 98 locomotieven van de klasse G 12. Tien locomotieven werden gekocht van de Pruisische Staatsspoorwegen (voorheen Kattowitz 5555-5559 en Erfurt 5568-5572), 76 werden vervaardigd tussen 1918 en 1921 bij het ingenieursbureau Karlsruhe en twaalf werden er in 1921 door Brown, Boveri & Cie gebouwd. De locomotieven kregen de bedrijfsnummers 972 t/m 996, 1017 t/m 1081 en 1125 t/m 1132. Bij de overname door de Deutsche Reichsbahn ontvingen zij vervolgens de bedrijfsnummers 58 201 t/m 58 225, 58 231 t/m 58 272, 58 281 t/m 58 303 en 58 311 t/m 58 318.
Waar zijn deze locomotieven nog te zien?
- De 58 261 is bewaard gebleven en staat in Chemnitz Hilbersdorf
- De 58 311 is bewaard gebleven en staat in Ettlingen
- De 58 1616 is bewaard gebleven en staat in Hermeskeil.
Bronnen:Wikipedia: Pruisische G 12[1]
Verwijzingen
Intern
- Königlich Preußische Staatseisenbahnen (K.P.St.E.)
- Overzicht Grootspoormaterieel Königlich Preußische Staatseisenbahnen
Extern
Diverse Stoomlocomotieven Pruisische G 12 - Bouwserie 58.10-21 (DR)
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten |
Modellen
|
|
|
|