Pruisische G 8.2: verschil tussen versies
k (→Modellen) |
k (→Intern) |
||
Regel 107: | Regel 107: | ||
== Verwijzingen == | == Verwijzingen == | ||
=== Intern === | === Intern === | ||
− | * | + | * [[Königlich Preußische Staatseisenbahnen (K.P.St.E.)]] |
+ | * [[Overzicht Grootspoormaterieel Königlich Preußische Staatseisenbahnen]] | ||
+ | |||
=== Extern === | === Extern === | ||
* | * |
Versie van 13 okt 2019 08:04
Pruisische G 8.2 Oldenburgse G 8.2 Bouwserie 56.20-29 (DR) PKP Tr6 | |
---|---|
Spoorwegmij's | K.P.St.E. G.O.E. DR |
Bedrijfsnummers | K.P.St.E.: 3301 - 6000 DR: 56 2001 t/m 56 2485, 56 2551 t/m 56 2916 |
Fabrikanten | diverse |
Aantal gebouwd | 846 stuks |
Bouwjaren | 1919-1928 |
Uitdienst | jaren 1970 |
Asvorm | 1’D h2 |
Wiel diameters | Drijfwielen: Ø 140 cm Voorloop: Ø 100 cm |
Lengte loc incl. tender | 16.995 mm |
Keteldruk | 14 kg/cm2 |
Verdampingsoppervlak | 164,15 m² |
Dienstgewicht | 83,5 t |
Max.snelheid | 65 km/h |
Aantal cylinders | 2 |
Vermogen | 1.022 kW |
Remmen | Perslucht rem ? |
Stoomlocomotief Pruisische G 8.2
De Pruisische G 8.2 stoomlocomotieven van de Koninklijke Pruisische Staatsspoorwegen (K.P.St.E.) waren stoomlocomotieven die ingezet werden voor het goederentransport. In 1923 werden de locomotieven overgenomen door de Deutsche Reichsbahn waar ze ingedeeld werden als bouwserie 56.20-29. Er waren van de G 8.2 twee varianten: de Pruisische en Oldenburgse G8.2 en de G 8.2 van de Lübeck-Büchener Eisenbahn.
Ontwikkeling en Bedrijf
De Pruisische G 8.2 is een versie van de Pruisische G 8.3 maar uitgevoerd met 2 cilinders in plaats van 3. Er werd vastgesteld dat de interne derde cilinder van de G 8.3 niet absoluut noodzakelijk was en daarom besloot men niet verder door te gaan met het de bouw van G 8.3. Net als de G 8.3, was de G 8.2 een doorontwikkeling van de Pruisische G 12. De locomotieven werden gebruikt in zware goederentreinen op de hoofdlijnen. Later werd de maximale snelheid soms verhoogd tot 75 km/h, zodat de G 8.2 ook kon worden gebruikt in de passagierstreindienst. Van deze locomotief zijn tussen 1919 en 1928 in totaal 846 exemplaren gebouwd voor de Pruisische Staatsspoorwegen en de Deutsche Reichsbahn. In 1921 werden 5 locomotieven voor de Reichsbahndirektion Oldenburg gebouwd. Deze hadden een Lentz-klepregeling, zoals gebruikelijk was bij de Oldenburgse locomotieven. De in 1922 geleverde locomotieven ontvingen de bedrijfsnummers van het directoraat Cassel. In 1923 werden er enkele geleverd als een bouwserie 31, voordat ze in 1923 hun definitieve bedrijfsnummers kregen. De Deutsche Reichsbahn deelde de G 8.2 locomotieven im als bouwserie 56.20-29 en gaf ze de bedrijfsnummers 56 2001 t/m 56 2485 en 56 2551 t/m 56 2916. In 1930 werden door AEG 4 locomotieven omgebouwd naar kolenstof gestookte locomotieven.
Andere grotendeels identieke locomotieven werden aan de Turkse en Roemeense spoorwegen geleverd. Aan de Roemeense CFR werden in de periode 1921-1922 104 stuks geleverd welke door Duitse locomotieffabrieken waren gebouwd. In 1926 nam de CFR nog eens 40 exemplaren over van de Deutsche Reichsbahn. De 62 Turkse exemplaren waren afkomstig van Nydqvist och Holm en Tubize. Ze hadden een iets langere ketel en wielbasis, maar waren verder grotendeels identiek. Ze werden door de TCDD geclassificeerd als TCDD 45 001 t/m 45 062. De laatste exemplaren werden pas in 1990 uit de reguliere dienst gehaald, meerdere locomotieven bleven bewaard als als monuments locomotieven.
Na de Tweede Wereldoorlog waren er nog 650 exemplaren van de G 8.2 beschikbaar in Duitsland. Bij de Deutsche Bundesbahn kwam het zeer snel tot ter zijde stelling van deze serie. Als laatste loc werd de 56 2637 in 1963 uit dienst genomen en in 1965 definitief ter zijde gesteld. De belangrijkste reden hiervoor was de ondertussen te lage topsnelheid voor de hoofdlijnen evenals de asbelasting, die te groot was voor inzet op de secundaire lijnen. Een aantal G 8.2 locomotieven werd nog een periode als verwarmingslocomotief gebruikt voor statiionsgebouwen en werkplaatsen.
De Deutsche Reichsbahn gebruikte deze locomotieven tot het begin van de jaren 1970 - Bolwerk was het spoorwegdepot Vacha in Thüringen, dat met de 56 2001 en 56 2916 zowel de eerste als de laatst gebouwde locomotief gebruikte. In Duitsland is geen enkele locomotief uit de serie 56.20-29 bewaard gebleven. De 56 2795 staat als Tr6-39 in Polen in het Spoorwegmuseum van Warschau.
Na de 2e Wereldoorlog waren 52 locomotieven achtergebleven in Polen, welke bij de PKP in het bestand werden opgenomen als PKP Tr6-3. Op 21 december 1972 werd de laatste Tr6-3 ter zijde gesteld.
LBE G 8.2 Bouwserie 56.30 (DR) | |
---|---|
Spoorwegmij's | LBE DR |
Bedrijfsnummers | LBE: 91 - 98 DR: 56 3001 t/m 56 3008 |
Fabrikanten | Linke-Hofmann |
Aantal gebouwd | 8 stuks |
Bouwjaren | 1923-1930 |
Uitdienst | jaren 1970 |
Asvorm | 1’D h2 |
Wiel diameters | Drijfwielen: Ø 140 cm Voorloop: Ø 100 cm |
Lengte loc incl. tender | 18.645 mm |
Keteldruk | 14 kg/cm2 |
Verdampingsoppervlak | 152,5 m² |
Dienstgewicht | 79,4 t |
Max.snelheid | 75 km/h |
Aantal cylinders | 2 |
Remmen | Perslucht rem ? |
Stoomlocomotief Lübeck-Büchener Eisenbahn G 8.2
Hoewel de G 8.2 van de Lübeck-Büchener-spoorlijn gebaseerd was op de Pruisische G 8.2, was het niettemin een onafhankelijke constructie met talrijke veranderingen. Ze was veel langer en leek daarom niet zo gedrongen. De locomotieven waren bedoeld voor zwaar goederenverkeer tussen Hamburg en Lübeck. Aangezien deze locomotieven ook in passagierstreindiensten moesten worden gebruikt, waren de aandrijving en remmen zo ontworpen dat de maximale snelheid kon worden verhoogd tot 75 km/h. In de jaren 1923-1930 werden door Linke-Hofmann in totaal 8 locomotieven geleverd aan de Lübeck-Büchener Eisenbahn. In 1938 werden de locomotieven bij de Deutsche Reichsbahn voorzien van de bedrijfsnummers 56 3001 t/m 56 3008.
De Deutsche Bundesbahn namen de locomotieven 56 3001 en 56 3003 t/m 56 3008. De laatste locomotief werd in 1951 ter zijde gesteld. Bij de Deutsche Reichsbahn werd de 56 3002 in 1956 ter zijde gesteld.
De G 8.2 locomotieven werden voorzien van een sleeptender van het type pr 3 T 16,5, pr 3 T 20 of pr 2’2’ T 21,5.
Waar zijn deze locomotieven nog te zien?
- De 56 2795 staat als Tr6-39 in Polen in het Spoorwegmuseum van Warschau. (Pruisische G 8.2)
- De 56 3007 is bewaard gebleven en staat in het Eisenbahnmuseum Darmstadt-Kranichstein (LBE G 8.2)
Bronnen:Wikipedia: Pruisische G 8.2[1]
Verwijzingen
Intern
- Königlich Preußische Staatseisenbahnen (K.P.St.E.)
- Overzicht Grootspoormaterieel Königlich Preußische Staatseisenbahnen
Extern
Diverse Stoomlocomotieven Pruisische G 8.2 - Bouwserie 56.20-29 (DR)
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten |
Modellen
|
Grootspoor rijdend materieel Großherzoglich Oldenburgische Staatseisenbahnen (G.O.E.)
|
|