Bouwserie E 40/140: verschil tussen versies
k (→Modellen) |
|||
Regel 81: | Regel 81: | ||
=== Märklin Z modellen === | === Märklin Z modellen === | ||
{{Märklin-z-e40-modellen}} | {{Märklin-z-e40-modellen}} | ||
+ | |||
+ | === Märklin Spoor 1 modellen === | ||
+ | {{Märklin-1-e40-modellen}} | ||
{{Navigatie-grootspoor-DB(1949-1993)}} | {{Navigatie-grootspoor-DB(1949-1993)}} |
Versie van 23 dec 2022 14:59
E 40/140 | |
---|---|
Fabrikanten | SSW: Electr. AEG: Electr. Brown Boveri:Electr. Kraus-Maffei:Mech. Henschel:Mech. Krupp:Mech. |
Bouwjaren | 1957 - 1973 |
Bedrijfsnummering | 140 001 - 140 879 |
Opschriften | ? |
Asvorm | Bo’ Bo’ |
Lengte over de buffers | 16.490 mm |
Dienstgewicht | 83 t |
Max.snelheid | 100 km/h |
Vermogen | 3700 kW |
Aanvangskracht | 275 kN |
Diameter aandrijfwielen | xxxx mm |
Bouwwijze motor | soort xxxxx |
Overdracht vermogen | bijv. Hydraulisch |
Remmen | Luchtdruk |
Uit dienst | - |
Elektrische locomotief E 40/140
Ontwikkeling en Bedrijf
In de jaren vijftig van de vorige eeuw besloot de Deutsche Bundesbahn om een tweetal standaard-locs te laten ontwikkelen: een zes-assige goederenloc en een vier-assige multifunctionele loc. Omdat men aan een tweetal types toch niet genoeg bleek te hebben, werden het er tenslotte vier: de E 10 als multifunctionele sneltreinloc, de E 40 als goederenloc, de E 41 als loc voor het buurtverkeer en de E 50 als zware goederenloc.
Op 21 maart 1957 werd de eerste E 40 afgeleverd. In augustus 1973 zag de laatste in een indrukwekkende rij van 879 exemplaren het eerste daglicht. Op het geboortekaartje stond toen al lang niet meer de naam E 40 vermeld. Vanaf 1 januari 1968 was dit type namelijk tot Baureihe 140 hernoemd. Aan de bouw van de locs werkten zes firma’s mee: voor het elektrische gedeelte waren dat Siemens Schuckert Werke (SSW), AEG en Brown Boveri & Cie (BBC, nu ABB), terwijl het mechanische deel door Kraus-Maffei, Henschel en Krupp verzorgd werd.
Qua uiterlijk zijn er flinke verschillen tussen de diverse exemplaren van deze locserie. Uiteraard zijn de locs in de loop der jaren in verschillende kleuren gespoten. Oorspronkelijk werden de E 40 modellen in het groen afgeleverd met een grijs dak en een zwarte onderzijde. Later werd ook het dak groen geschilderd en vanaf 1974 doken de eerste BR 140's met het blauw/beige kleurenschema op. In 1987 volgde het oriëntrode kleurtje met het witte 'slabbetje' en vanaf 1996 het huidige verkeersrood. De locs zijn verder uitgeleverd met drie of met vijf lampen per zijde. De ventilatieroosters hadden eerst afgeronde hoeken en horizontale lamellen, later werden dat verticale lamellen en tenslotte rechthoekige roosters met verticale lamellen. Ook zijn er verschillende pantografen gebruikt. Aanvankelijk was dat de schaar-pantograaf van het type DBS 54, maar tegenwoordig kun je ook 140's aantreffen met eenbenige pantografen (type SBS 65 of DSA 200.08.) Verdere zichtbare verschillen omvatten de regengoten, de handgrepen aan de voorzijdes, de buffers en de bufferbalk.
De Baureihe E 40/140 is voor zo'n beetje alle soorten, middelzware goederentreinen ingezet.
Technisch gezien zijn de series E 10/110 en de E 40/140 vrijwel identiek. De overbrenging van de E 40 is anders en dit type beschikt ook niet over een electrische rem. Bij 31 locs van de E 40 serie werd deze electrische rem achteraf alsnog aangebracht. Deze locs waren bedoeld voor de Steilstrecken „Erkrath-Hochdahl”, „Altenhundem - Welschen-Ennest” en de „Höllentalbahn”. Om deze locs te kenmerken werd er eenvoudig een extra „1” aangebracht voor het locnummer (E 40 1131–1137, 1163–1166, 1309–1316 en 1552–1563.) In 1968 kregen deze locs een eigen Baureihe-nummer en werden omgedoopt tot BR 139 waarbij die extra „1” weer verdween.
Waar zijn deze locomotieven nog te zien?
De E 40 128 en de 140 423 staan beide in het DB Museum Koblenz.
Bijzonderheden/Opmerkingen
Externe verwijzingen
Grootspoor Afbeeldingen
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten
|
Modellen
Märklin H0 modellen
|
Märklin Z modellen
|
Märklin Spoor 1 modellen
|
|