Bouwserie V 130
DR:V 300 / V 130 / BR 130 / BR 131 / BR 132 / BR 142 DB: BR 230 / BR 231 / BR 232 / BR 233 / BR 234 / BR 241 / BR 242 | |
---|---|
Spoorwegmij's | DR, DB |
Bedrijfsnummers | DR: 130 001–130 080, 130 101, 130 102 DR: 131 001–131 076 DR: 132 001–132 709 DR: 142 001–142 006 |
Fabrikanten | Lokomotivfabrik Woroschilowgrad (Luhansk) |
Aantal gebouwd | 130.0: 80 stuks 130.1: 2 stuks 131: 76 stuks 132: 709 stuks 142: 6 stuks |
Bouwjaren | 1970-1982 |
Uitdienst | .. |
Asvorm | Co’Co’ |
Lengte over de buffers | BR 130.0/BR 131: 20.620 mm BR 130.1/132/142: 20.820 mm |
Dienstgewicht | 122 t - 124,7 t |
Max.snelheid | 100 km/h / 120 km/h / 140 km/h |
Vermogen | 2200–2940 kW |
Aanvangskracht | BR 130/234: 265 kN BR 132/232/233: 295 kN BR 131: 336 kN BR 142: 363 kN BR 241: 450 kN |
Bouwwijze motor | Kolomna 5 D 49 /16 Tsch N 26/26 |
Overdracht vermogen | Dieselelektrisch |
Brandstof-tankinhoud | 6.000 ltr. |
Remmen | elektrische weerstandsrem pneumatische rem |
Bouwserie V 130
De locomotieven van de bouwserie V 130 zijn dieselelektrische locomotieven gebouwd door de Lokomotivfabrik Luhansk uit de voormalige Sovjet Unie en vanaf 1970 geïmporteerd door de DDR. De locomotieven worden ingezet voor zowel het personenvervoer als voor het goederentransport en kreeg als bijnaam "Ludmilla".
Ontwikkeling en Bedrijf
In de jaren '60 werden veel trajecten in de voormalige DDR geëlektrificeerd. De trajecten in het Noorden bleven echter achter en zag zouden ook op middellange termijn nog niet geëlectrificeerd worden, o.a. omdat er onvoldoende capaciteit was om de trajecten van de benodigde stroom te kunnen voorzien. Voor deze trajecten was de Deutsche Reichsbahn dan ook op zoek naar een zware diesellocomotief ter vervanging van de stoomlocomotieven op de trajecten tussen Magdeburg–Bitterfeld–Dresden. Omdat er door Moskau besloten was dat er in Duitsland geen zware diesellocomotieven geproduceerd mochten worden, maar deze in de USSR gebouwd moesten zijn, werden bij de locomotivfabrik in Luhansk, locomotieven besteld. Deze werden bij de Deutsche Reichsbahn ingedeeld als bouwserie 130. Omdat de fabriek geen ervaring had met de elektrische installatie voor het verwarmen van rijtuigen gebaseerd op het Duitse 16 kV / 16 2/3 Hz netwerk, werden de locomotieven afgeleverd zonder elektrische installatie voor het verwarmen van rijtuigen. Dat betekende dat de DR de locomotieven alleen in de zomermaanden kon inzetten, waardoor ze besloot om nadat 80 locomotieven waren geleverd, geen nieuwe bestelling meer te plaatsen.
In 1973 werden 2 locomotieven geleverd, maar nu met inrichting voor rijtuigverwarming. Het betrof de locomotieven 130 101 en 130 102. Hierna werd een grote bestelling van deze locomotieven door de DR geplaatst, welke werden ingedeeld als bouwserie 132. De locomotieven hadden een maximumsnelheid van 120 km/h. Tot 1975 werden bij de Deutsche Reichsbahn naast de 82 locomotieven van de bouwserie 130 en 76 locomotieven van de bouwserie 131, 334 stuks van de bouwserie 132 geleverd. In 1977 kwam het totaal van de gebouwde "Ludmilla" locomotieven uit op 1000 stuks.
Bouwserie 130 (DR) / Bouwserie 230 (DB)
In 1970 werden de eerste locomotieven geleverd aan de Deutsche Reichsbahn, welke de locomotieven indeelde als bouwserie 130. In totaal werden 80 stuks geleverd welke o.a. werden gestationeerd in Leipzig Hbf Süd. De locomotieven waren uitgerust met draaistellen die waren toegestaan voor een maximale snelheid van 140 km/h en hadden geen voorziening voor het verwarmen van rijtuigen, waardoor ze voor het personenvervoer alleen in de zomermaanden konden worden ingezet. De locomotieven werden hierom voornamelijk voor het goederentransport ingezet. Vanaf loc 130 037 werden uitgevoerd met een elektrische weerstandsrem. Bij de eerste reeks locomotieven bevonden de zandkisten zich ter hoogte van de instap aan de zijkant. Daar dit omslachtig bleek om deze te vullen, werden deze vanaf loc 130 055 verplaatst naar het uiteinde van de draaistelen, In totaal was de loc uitgerust met 4 zandkisten. Twee exemplaren (130 101 en 130 102) werden aangepast en kregen elektrische treinverwarming. Hiervoor werd de loc met 20 cm verlengd om plaats te kunnen bieden aan deze installatie.
In Januari 1992 werd de Deutsche Reichsbahn samengevoegd met de Deutsche Bundesbahn en werden de locomotieven heringedeeld als bouwserie 230. De beide aangepaste locomotieven van de bouwserie 130.1 (130 101 en 130 102), werden in 1992 omgenummerd naar 230 101 en 230 102.
Bouwserie 131 (DR) / Bouwserie 231 (DB)
Tevens liet de Deutsche Reichsbahn, na ervaringen te hebben opgedaan met de BR 130, 76 exemplaren van de bouwserie 131 bouwen. Deze kregen andere draaistellen als de bouwserie 130, zodat ze ook goede prestaties leverden op de bergachtige trajecten. De bouwserie 131 was tevens zonder rijtuigverwarmings installatie en werd vanwege een andere as-aandrijving, toegestaan voor een maximumsnelheid van 100 km/h. In tegenstelling tot de BR 130, was de BR 131 uitgerust met een pneumatische rem. Met de samenvoeging van de Deutsche Reichsbahn met de Deutsche Bundesbahn, werden deze locomotieven heringedeeld als bouwserie 231.
Bouwserie 130.1 / 132 (DR) / Bouwserie 232 (DB)
Eind 1973 was de fabrikant eindelijk in staat om de locomotieven te leveren met een installatie voor elektrische rijtuigverwarming. Dit resulteerde in de levering van de bouwserie 132, welke 20cm langer is dan de bouwserie 130. De BR 132 werd toegelaten voor een maximumsnelheid van 120 km/h. In totaal werden tot 1982, 709 exemplaren aan de Deutsche Reichsbahn geleverd, welke waren uitgerust met een elektrische weerstandsrem. Met de samenvoeging van de Deutsche Reichsbahn met de Deutsche Bundesbahn, werden deze locomotieven heringedeeld als bouwserie 232.
Bouwserie 142 (DR) / Bouwserie 242 (DB)
In de periode 1977-1978 werden 6 stuks van de bouwserie 142 geleverd met een vermogen van 2940 kW (4000 PK). Deze locomotieven waren uitgerust met een nieuwe hoofdgenerator en aandrijfmotoren van het type EG 120 zoals van de bouwserie 132. De dieselmotor bestond uit een type 2-5 D59 met gasturbo lader. De aandrijf tandwielen waren geveerd opgehangen. De 142 001 werd gestationeerd in VES-M Halle (Saale) voor testritten. Later werd ze, net als de andere 5 locomotieven van de bouwserie 142, gestationeerd in Bw Stralsund. Ze werden ingezet voor het zware goederentransport op de niet geëlektrificeerde lijnen in het noorden van de DDR. In 1994 werden de locomotieven ter zijde gesteld.
Bouwserie 233
In 1991werd een vervangende motor voor de bouwserie 232 gezocht. Er werden een aantal motoren getest, waaronder een motor van Caterpillar, MaK en Kolomna. Hierbij bleek de motor van Kolomna (Kolomna 12 D 49 M), verreweg de goedkoopste oplossing t.o.v. de motoren uit het westen, waardoor besloten werd om een aantal locomotieven hiermee om te bouwen. Dit resulteerde in de bouwserie 233 en bouwserie 234 (met Kolomna-12D49M motor). In totaal werden 64 locomotieven omgebouwd en gemoderniseerd tot bouwserie 233. Deze locomotieven waren uitgerust met een dieselmotor met een vermogen van 1900 kW en werden toegelaten voor een maximumsnelheid van 120 km/h.
Voor de IC- en IR- diensten had de Deutsche Bundesbahn dringend locomotieven nodig die een snelheid van 140 km/h en eventueel ook 160 km/h konden rijden. Er werd gekozen om een aantal locomotieven van de bouwserie 132 aan te passen voor dit doel. De loc 132 335 werd als eerste aangepast en in November 1991 vonden proefritten plaats met deze loc op het traject Dresden-Berlijn, waar een snelheid van 145 km/h bereikt werd. In totaal werden 64 locomotieven aangepast welke werden ingedeeld als bouwserie 234. In 2001 werden 9 stuks van de bouwserie 234 aangepast voor inzet in Nederland. Na aanpassing werden ze heringedeeld als bouwserie 232.9 en werden toegelaten voor een maximumsnelheid van 120 km/h.
Bouwserie 241
In 1997 werd de loc 232 237 omgebouwd, wat resulteerde in een verbetering van het vermogen. Na succesvolle tests werd besloten om nog 10 locomotieven om te bouwen tot bouwserie 241. In 1999 werden 5 locomotieven omgebouwd en in 2001 nog eens vijf. De bouwserie 241 werd toegelaten voor een maximumsnelheid van 100 km/h.
Inzet BR 232 in Nederland
Na de opdeling van de NS verkocht het toenmalige NS-Cargo e-locs van het type 1600 aan NS Reizigers, waarvoor Railion, 12 diesellocs van de DB kocht; dit waren vier locomotieven van de bouwserie 232 en acht locomotieven van de bouserie 232.9, die uit overbodige 234-locs zijn ontstaan.
De 12 locomotieven in Nederlandse dienst zijn: RN 232 109-9, RN 232 201-4, RN 232 241-0, RN 232 283-2, RN 232 901-9, RN 232 902-7, RN 232 903-5, RN 232 904-3, RN 232 905-0, RN 232 906-8, RN 232 908-4, RN 232 909-2.
Waar zijn deze locomotieven nog te zien?
- Loc 234 304 is bewaard gebleven en is in het bezit van het DB-museum en is uitgeleend aan het Bahnbetriebswerk in Nossen.
- wikipedia : DR-Baureihe 130[1]
Verwijzingen
Intern
Extern
Diverse Diesellocs Bouwserie V 130
Bronnen, Referenties en/of Voetnoten
|
Modellen
Märklin H0 modellen
|
|
|
Märklin Z modellen
|
|
|